de Volkskrant van 25-04-1998, Pagina 11, KUNST, recensie
Telefoontje van muzikale betekenis
Werken van Poulenc, door het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Philippe
Entremont. 23 april, Beurs van Berlage, Amsterdam. Herhaling:
Amsterdam (25) en Rotterdam (27 april).
De telefoon is niet alleen een machtig communicatiemiddel, maar
bovendien een gereedschap dat zich er bij uitstek toe leent om de
waarheid te verdoezelen. Jean Cocteau maakte buitengewoon scherpzinnig
gebruik van dit gegeven in zijn libretto voor Francis Poulencs La voix
humaine.
In deze eenakter uit 1958, in feite een monoloog voor sopraan en
orkest, zijn we getuige van een drie kwartier durend telefoongesprek
tussen een vrouw en haar voormalige geliefde. Zoals dat gaat horen we
maar de helft van de conversatie, en ook dat brengt een vertrouwde
spanning teweeg: waar gaat het over? Daarnaast krijgt de in wezen
tragische handeling een komisch aspect doordat de verbinding
herhaaldelijk wordt verbroken of verstoord door ongewenste
meeluisteraars - een effect dat we kennen uit de verhalen van Kuifje
('Nee, mevrouw, u spreekt niet met Slagerij van Kampen').
Het Nederlands Kamerorkest brengt het stuk in een semi-scenische
uitvoering - wat eigenlijk neerkomt op een volwaardige enscenering met
het orkest op het podium, want uiteraard vergt dit werk niet meer
rekwisieten dan een telefoontoestel.
Monique Wagemakers, die tekende voor de regie en de vormgeving, heeft
daar nog een doorzichtig meubel aan toegevoegd, dat sopraan Alexandra
Coku beurtelings tot tafel en bedbank dient.
Coku's stem is in het lage register aan de bescheiden kant, terwijl
haar dictie en haar soms iets te open vocalen verraden dat Frans niet
haar moedertaal is. Maar dat alles doet niets af aan de
bewonderenswaardige wijze waarop ze de voortdurend wisselende
gemoedstoestand van de telefonerende vrouw muzikaal en theatraal
gestalte geeft. Vanaf het eerste moment, waarin de vrouw onder dreigende
trillers uit het orkest zenuwachtig om de telefoon heen drentelt is de
spanning om te snijden.
En die loopt alleen maar op, wanneer in de loop van het gesprek
duidelijk wordt dat de voormalige geliefden van alles voor elkaar
verbergen. Zo komt de vrouw erachter dat de man, anders dan hij
voorwendde, niet uit zijn eigen huis belt. Maar dat laat ze niet merken,
zoals ze aanvankelijk verbergt hoe aangeslagen ze is door de scheiding.
Pas later biecht ze op dat ze de avond tevoren uit wanhoop een overdosis
slaaptabletten heeft genomen.
En ook hier moeten we haar op haar woord geloven: de waarheid komt
niet boven tafel, al maakt Wagemakers' regie duidelijk dat het menens is
met die suïcidale neigingen.
Poulencs muziek is kleurrijk en toegankelijk, zoals al zijn werk, en
voegt zelfs op de meest prozaïsche momenten een extra dimensie toe
aan de handeling. Alleen al de ratelende xylofoon die het overgaan van
de telefoon verklankt is briljant in al zijn eenvoud.
Ook de muzikale opbouw is geraffineerd: lange tijd heeft het stuk het
karakter van een begeleid recitatief, waarbij het orkest herhaaldelijk
even stilvalt, maar allengs krijgt de muziek meer structuur,
bijvoorbeeld in een beknopt maar meeslepend 'slaaptabletten'-ariaatje.
Onder leiding van Philippe Entremont kwam het Nederlands Kamerorkest
tot een geladen en tot in de puntjes verzorgde vertolking die recht
deed aan Coku's bijzondere prestatie en waar kennelijk het overgrote
deel van de repetitietijd aan opgegaan was. Poulencs Sinfonietta, die
als voorprogramma fungeerde, beleefde althans een niet meer dan
routineuze uitvoering.
© Frits van der Waa 2006