de Volkskrant van 11-05-1998, Pagina 8, KUNST, recensie
Janssen maakt schemermuziek
Werk van Albert, Jeths en Rouse, door het Residentie Orkest
o.l.v. Robert Spano. 8 mei, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4:
21 mei, 20.02 uur.
Mozart, Poulenc, Stravinsky en Janssen door het
Trio di Clarone. 9 mei, Concertgebouw, Amsterdam.
Zo uitbundig en luidruchtig als het eerste concert van Een weekend
met Sabine Meyer, zo stemmig en ingetogen was het tweede optreden van de
Duitse meesterklarinettiste. Dat is de kracht van deze formule, waarbij
een muzikant de kans krijgt om in een mini-carte blanche verschillende
facetten van zijn of haar persoonlijkheid te tonen.
Het leukste is het natuurlijk wanneer de gast niet alleen zijn eigen
verhaal komt houden, maar ook nog eens in dialoog treedt met medegasten
uit het Nederlandse muziekleven. Dat deed Sabine Meyer, en leverde wat
op ook: een optreden met de Ebony Band waar de vonken van afvlogen, en,
substantiëler, een nieuw werk van Guus Janssen, Basset.
Het is spijtig dat de combinatie van drie bassethoorns weinig
gangbaar is, want het is een wonderschoon muziekstuk dat het verdient
vaker gehoord te worden. De bassethoorn is zo'n halfvergeten instrument
dat slechts sporadisch wordt voorgeschreven. Het is overigens helemaal
geen hoorn, maar een soort altklarinet. Mozart had een speciale liefde
voor het instrument, en zijn muziek vormde dan ook de hoofdschotel op
het programma van het Trio di Clarone, bestaande uit Meyer, haar broer
Wolfgang en haar echtgenoot Reiner Wehle.
Het geluid van de bassethoorn is minder veelzijdig dan dat van de
klarinet, maar niettemin heeft het spel van het trio bij wijlen een
orkestrale gloed - wonderbaarlijk als je beseft dat er nooit meer dan
drie tonen tegelijkertijd klinken.
Janssen haalt in Basset het onderste uit de kan van deze
drietonigheid. Anders dan veel van zijn andere composities, waaraan met
opzet een schroefje los zit, is het een 'puur' stuk, dat zich
concentreert op de onderlinge inwerking van de tonen. Maar toch gaat het
ook hier weer over losse schroeven: door non-stop van de ene toonaard in
de andere te schuiven verandert Janssen het driestemmig weefsel in
harmonisch drijfzand waaruit hij dan toch weer een solide vorm weet te
boetseren.
Hoewel het stuk een paar typisch Jansseniaanse toonladder-aanlopen,
mopperende akkoorden en struikelpartijen bevat en op een gegeven moment
een gevaarlijke hoogte bereikt, is het vooral een zacht en laag stuk.
Iriserende schemermuziek, waarin tertsen verglijden als kringen in het
water en dat niet alleen getuigt van een grote affiniteit met het
instrument, maar bovenal van een diep inzicht in het mysterie van de
muziek.
Waar Janssen met een minimum aan middelen een volstrekt nieuwe en
zeer persoonlijke muziek schept slaat zijn collega Willem Jeths in zijn
harpconcert Fas/Nefas, dat daags tevoren bij het Residentie Orkest in
première ging, de plank behoorlijk mis. Jeths is duidelijk op
zoek naar iets nieuws, maar het resultaat is gezocht. De dreunende
slagen die harpiste Godelieve Schrama met behulp van trommelstokken uit
haar harp haalt en die gevolgd worden door spookachtige boventoon-echo's
in het orkest zijn aanvankelijk spannend. Maar daar weet de componist
bitter weinig aan toe te voegen. Wat aanvankelijk aandoet als een
uitgesponnen introductie slaat na een minuut of tien om in het herkauwen
van een oningeloste belofte. Helaas is het stuk dan nog niet eens op de
helft.
© Frits van der Waa 2006