de Volkskrant van 29-05-1998, Pagina 29, KUNST & CULTUUR
Verbazingwekkende staaltjes van menselijk vernuft
In het Utrechtse Museum Van Speelklok tot Pierement, gewijd aan
het mechanische muziekinstrument, staan alle klokken ongelijk. Zodat
zij op de expositie 'Zingende Klokken van de Lage Landen' om de beurt
hun wijsjes kunnen laten horen. Kunst staat er naast kitsch, vorstelijk
geschenk naast volksvermaak. En ook volwassenen mogen zich uitleven op
de oefen-beiaard of een collectie fietsbellen.
TWEE houten mannetjes met hamers in hun handen staren ernstig voor
zich uit. Ze staan op de hoeken van een mini-carillon, waarvan ze de
grootste twee bellen bedienen. Het geluid dat ze eruit slaan is niet erg
indrukwekkend. Hun leeftijd des te meer. Ze zijn vijfhonderd jaar oud,
de figuurtjes op deze Jacquemarts-klok, een van de pronkstukken op de
tentoonstelling Zingende Klokken van de Lage Landen, waarmee het
Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement zijn veertigjarig bestaan
viert.
Al vóór de bezoeker het museum binnengaat heeft hij, al is
het waarschijnlijk halfbewust, een voorproefje genoten van wat hem
binnen te wachten staat. Het museum is gevestigd in de slagschaduw van
de Utrechtse Dom, die elk kwartier een deuntje over de stad uitgiet.
Maar dat geluid klinkt ons Nederlanders zo vertrouwd in de oren dat we
het nauwelijks meer horen. En ook van degenen die wel eens wat hoger
hebben gekeken dat hun neus lang is, zullen maar weinigen zich
gerealiseerd hebben dat dat geluid al zevenhonderd jaar kenmerkend is
voor de soundscape van onze grote steden.
Een speelklok is geen bel waarop men speelt, maar een
huiskamer-carillon: een uurwerk dat de tijd aangeeft, de uren slaat en
ook nog muziek maakt. Het torenklokkenspel, zoals dat in de Dom, is de
stamvader van de familie; de Benjamin is een vuistgroot,
achttiende-eeuws horloge waarin zes listig in elkaar geschoven belletjes
verborgen zitten.
Een essentieel onderdeel van alle speelklokken is de speeltrommel,
een ronddraaiende cilinder waarop de muzikale informatie is vastgelegd
in een patroon van pennetjes. Bij carillons (en ook bij sommige
huiskamerklokken) kun je die pennetjes versteken en zo nieuwe muziek
programmeren. Zo deden ze het al in de veertiende eeuw. Pas later kwam
men op de gedachte dat je zo'n stel klokken in een toren ook met behulp
van een klavier zou kunnen bespelen, en zo ontstond het beroep van
beiaardier.
Maar dat aspect is bij deze tentoonstelling van ondergeschikt belang.
Het gaat bij Van Speelklok tot Pierement al veertig jaar om
mechanische muziekinstrumenten in de ruimste zin des woords.
Speeldoosjes, draaiorgels, orchestrions, pianola's, ongeacht wat, zolang
het maar automatisch muziek maakt en zijn eigen klank produceert. Een
juke-box zul je er niet aantreffen, maar wel een Yamaha Disklavier, een
met behulp van floppy's aangedreven vleugel. 'Het is toch eigenlijk
hetzelfde principe', zegt Mirjam Blott, hoofd presentatie van het
museum. 'Een trommel vol pinnen, een pianolarol, of een schijfje vol
bitjes, het is allemaal programmatuur. Als we iets aanschaffen kijken we
allereerst of de programmatuur in orde is. Verder mag er van alles stuk
zijn. Dat hebben we zelfs liever, want dat drukt de prijs, en dan kunnen
we het zelf repareren. We hebben in de loop van de jaren een grote
expertise opgebouwd op het gebied van restauratie.'
Met zijn brede collectie is 'Van Speelklok tot Pierement' enig in
zijn soort, al zijn er verscheidene andere musea die zich toeleggen op
bepaalde types zelfwerkzaam speeltuig.
De geschiedenis van het museum gaat terug tot het jaar 1956. Dat jaar
organiseerde een kring van liefhebbers in een Utrechts schoolgebouw
een tentoonstelling 'Van Speeldoos tot Pierement'. Die bleek zo'n succes
dat het plan om een muziekautomatenmuseum op te richten bij de Gemeente
Utrecht in goede aarde viel. Twee jaar later al opende het museum zijn
poorten. Sindsdien is zowel de collectie als het aantal bezoekers
blijven groeien. Sinds 1984 is het museum gehuisvest in de Buurkerk, die
daartoe is voorzien van een aantal geluidwerende scheidingswanden - met
gepaste eerbied voor het eeuwenoude monument.
De grote zaal is nog altijd duidelijk herkenbaar als het middenschip
van de kerk, compleet met kerkorgel, preekstoel en geornamenteerde
grafstenen. Er klinkt voortdurend een zacht getinkel van belletjes, dat
van tijd tot tijd doorbroken wordt wanneer een uurwerk zijn keel
schraapt en, bescheiden of met aplomb, zijn wijsje laat horen. Omwille
van het muziekgenot zijn alle klokken ongelijk gezet. Nu wordt Allein
Gott in der Höh' sei Ehr niet doorkruist door Het peerd van Ome
Loeks.
Of het nu gaat om een schitterend, met zilver beslagen pronkuurwerk
als de Londense Jourdain-klok of een boers houten speelklokje met glazen
belletjes uit het Zwarte Woud, het zijn allemaal verbazende staaltjes
van menselijk vernuft en ambachtelijke precisie.
Overigens is een groot deel van de tentoongestelde klokken van
Nederlandse makelij: de deskundigheid op het gebied van torencarillons,
de welvaart van de zeventiende en de achttiende eeuw, en een relatief
brede klantenkring van gegoede burgers waren gunstige voorwaarden voor
het opbloeien van een speelklokken-nijverheid. De economische neergang
van de Napoleontische tijd maakte daar een einde aan. En de opkomst van
een slimme Zwitserse uitvinding - de bekende speeldoos waarin de tonen
worden voortgebracht door het aantokkelen van de tandjes van een metalen
kam - deed de rest.
De expositie is meer dan een antiekbeurs of een curiositeitenkabinet.
Kinderen en andere personen die graag ergens aan zitten kunnen zich
uitleven op een oefen-beiaard, een collectie fietsbellen en een grote,
ondersteboven gezette en met water gevulde klok waarin de
geluidstrillingen zichtbaar worden als golfpatronen. Daarnaast komen ook
technische aspecten aan bod: de tentoonstelling verschaft inzicht in de
op het eerste gezicht onbegrijpelijk complexe machinerieën en
termen als 'spillegang-échappement', 'windvleugels' en 'snek'.
Het zijn die vele facetten die het domein van de muziekautomaten zo
fascinerend maken. Kunst staat hier naast kitsch. Alle standen en rangen
zijn vertegenwoordigd: er is plaats voor vorstelijke geschenken, maar
ook voor volksvermaak. 'En je gaat echt terug in de tijd', zegt Blott,
'want je hoort precies hetzelfde wat de mensen een paar eeuwen geleden
hoorden'.
Een bezoek aan het museum is dan ook niet compleet zonder een
rondgang langs de vaste collectie. De rondleiding-met-gids is in dit
museum een onverslijtbare formule. Want het gaat er natuurlijk om al die
automaten ook in bedrijf te zien, en je in de luren te laten leggen door
de wonderlijke bezieling waarvan ze vervuld schijnen te zijn.
Imposant zijn de orchestrions, die combinaties van verschillende
instrumenten herbergen, met name een pronkstuk als de
Hupfeld-Phonoliszt-Violina, met zijn drie zelfspelende violen, die zelfs
een subtiel vibrato produceren. Andere apparaten hebben de
onweerstaanbare charme van het aapjes-orkest in Artis, zoals die pendule
met een grote stolp waaronder kleine vogeltjes rondhippen.
Maar niets haalt het bij de bijna spiritistische ervaring om een
pianola bespeeld te zien worden door de onzichtbare handen van George
Gershwin zelf, die in de jaren twintig zijn spel op deze wijze
vastlegde. Op zo'n moment ontstijgt de muziekautomaat aan het
mechanische en verandert in een ware tijdmachine.
Zingende Klokken van de Lage Landen, in het Nationaal Museum van
Speelklok tot Pierement, Buurkerkhof 10, Utrecht. Tot en met 27
september.
© Frits van der Waa 2006