de Volkskrant van 31-08-1998, Pagina 8, KUNST, recensie
Ondergedompeld in
een vloed van stemmen
Festival Oude Muziek Utrecht. Met o.a.: Combattimenti, naar
Monteverdi, door de Nederlandse Reisopera o.l.v. Geoffrey Layton en
Konrad Junghänel. Herhaling: Utrecht (31/8, 1/9), Antwerpen (29/1),
Brugge (30/1), Den Bosch (3/2), Leuven (7/2) en Rotterdam (10/2).
Er staan vernieuwingen voor de deur bij het Festival Oude Muziek
Utrecht, maar bij het openingsweekeind is daar niet veel van te merken.
Prikkelende verrassingen, zoals vorig jaar nog de ontginning van de
Latijns-Amerikaanse barokmuziek, ontbreken vooralsnog.
Het beeld is er een van vertrouwde ensembles in vertrouwde kerken:
het Gabrieli Consort staat weer in de Catharinakerk, zoals de
Pieterskerk traditiegetrouw het domein is van Gothic Voices. Ze zingen
wel andere muziek dan vorig jaar, maar anders klinken doet het niet.
Daar is trouwens helemaal niets op tegen, want het klinkt prachtig, als
vanouds, en als vanouds is het publiek in groten getale toegestroomd.
Dit zijn ervaringen die zich niet op geluidsdragers laten vangen: de
twaalf zangers van het Gabrieli Consort maken de Requiem-mis van de
zestiende-eeuwse componist Cristóbal de Morales tot een welhaast
fysieke ervaring. De luisteraar waant zich ondergedompeld in een vloed
van stemmen die elkaar ondersteunen, versterken en toch een eigen leven
leiden.
Even indrukwekkend, maar oneindig veel soberder zijn de eenstemmige
gezangen van Hildegard von Bingen, de befaamde 12de eeuwse mystica en
componiste. De uit dezelfde tijd stammende Pieterskerk is de ideale
ambiance voor deze muziek, die in al haar karigheid een verbazende
melodische rijkdom en expressiviteit bezit. De vier zangers van Gothic
Voices voorzien de sequensen en antifonen hier en daar van doorklinkende
bourdontonen. Driestemmige conductus-gezangen, waarin de stemmen soms op
ongehoord moderne wijze op elkaar botsen, brengen afwisseling in het
programma.
Het negenhonderdste geboortejaar van Hildegard is een belangrijke
rode draad in de programmering van het zeventiende Festival Oude Muziek.
Hildegard verschijnt hier in een vreemde combinatie met twee andere
jubilarissen, de Spaanse vorst Philips II en de Amerikaanse componist
George Gershwin. Komend weekeinde wordt Rossini in het zonnetje gezet.
Daarnaast is er aandacht voor thema's als de Kruistochten, Dresden in de
achttiende eeuw, en het basso continuo-spel. De herdenking van de Vrede
van Münster is aanleiding geweest voor het opvoeren van het
tijdloze gegeven 'oorlog en vrede'.
De op madrigalen van Monteverdi gebaseerde theaterproductie
Combattimenti valt, met enige goede wil, onder deze laatste noemer te
rangschikken. Madrigalen gaan eigenlijk zonder uitzondering over
amoureuze onderwerpen, maar in de visie van Geoffrey Layton, die dit
werk voor de Nederlandse Reisopera samenstelde en regisseerde, is ook de
liefde een strijd. De voorstelling Combattimenti bestaat uit een
aaneenschakeling van elf mini-scènes, waarvan Il combattimento di
Tancredi en Clorinda de omvangrijkste is.
De voorstelling is - en ook dat is traditie bij het Festival Oude
Muziek - een misser. Dat komt doordat het uitgangspunt verkeerd is.
Madrigalen zijn in muziek gevatte poëzie. Ze bevatten wel dramatische
beelden, maar die zijn zichzelf genoeg. Het is even ondoenlijk om
daaruit een muziektheatervoorstelling te brouwen als, laten we zeggen,
een enscenering te maken van Shakespeare-sonnetten.
De gechoreografeerde taferelen waarin Layton de muziek heeft gevat
voegen hoegenaamd niets toe aan de lading van de muziek. Daarbij is de
timing beroerd: na een afwisselend begin verliest de voorstelling meer
en meer aan tempo. De slow motion-bewegingen van het gevecht tussen
Tancredi en Clorinda zijn eerder een diepte- dan een hoogtepunt. Het
decor ziet er mooi uit, maar de kostuums, een soort kruising tussen In
de Soete Suykerbol en Laura Ashley, zijn bepaald monsterlijk.
In muzikaal opzicht is er niets mis met Combattimenti. De zes jonge
zangers van Cantus Cölln vormen een harmonieus ensemble en staan ook
solistisch hun mannetje of vrouwtje. En het - eveneens in die
verschrikkelijke pakken gehulde - orkestje, aangevoerd door Konrad
Junghänel, onderstreept de welsprekendheid van de zangers met innige,
versmolten klanken. Gelukkig heeft Layton het benul gehad om de
voorstelling te besluiten met het slotduet uit Poppea. Dat is ten minste
echte operamuziek.
© Frits van der Waa 2006