de Volkskrant van 24-10-1998, Pagina 9, KUNST, recensie
Strijkers roepen 'tsjoe-kah',
Canada toont zin voor avontuur
Werken van Haydn, Schafer en Beethoven, door het St. Lawrence String
Quartet. 21 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.
Voor sommige muzikanten is het musiceren zo'n geladen bezigheid dat
hun instrument alleen niet voldoende is om de opgeroepen energie af te
voeren. Dat uit zich dan in onwillekeurige bewegingen, en soms zelfs in
gezucht en gekerm. De primarius van het Canadese St. Lawrence Quartet,
Geoff Nuttall, is zo'n muzikant. Hij gooit zijn hele lijf in de strijd,
van zijn wenkbrauwen tot zijn tenen en draait en zwaait met zijn benen.
Merkwaardigerwijs is dat onelegante ballet niet eens storend.
Nuttalls lichaamstaal is op het eerste gezicht in wonderlijke
tegenspraak met zijn bescheiden toon. Op het tweede gezicht getuigt ze
juist van de enorme inspanning die het kost om niet Eerste Viool te
spelen, maar zijn partij, al is ze per definitie de hoogste, af te
stemmen op de niet minder geladen bijdragen van zijn medespelers. Die
terughoudendheid leidt tot een schitterend uitgebalanceerde
kwartetklank.
De vier strijkers zijn jong, maar hun samenspel beweegt zich op een
meer dan volwassen niveau. Daarvan getuigden hun uitvoeringen van Haydns
Opus 76, nr.4 (het kwartet bijgenaamd l'Aurore) en Beethovens Opus 130.
Vooral de lyrische, langzame delen waarin de klank tijd heeft om zijn
plaats in de ruimte te vinden krijgen onder hun handen een ongekende,
zinderende expressiviteit.
Anders dan veel andere kwartetgezelschappen, die zich vastbijten in
het klassieke repertoire, geeft het St. Lawrence Quartet blijk van zin
voor avontuur, door tussen Haydn en Beethoven het Derde Strijkkwartet
van hun landgenoot R. Murray Schafer uit te voeren. Schafer geldt als
Canada's meest vooraanstaande componist. En terecht: dit strijkkwartet
is een voortreffelijk werk met een theatrale inslag, waarin Schafer
nieuwe wegen verkent, maar daarbij nooit de kwaliteit van de
luisterervaring uit het oog verliest.
Het opent met een cellosolo, waarna de overige strijkers stuk voor
stuk al spelend uit verschillende hoeken van de zaal komen aanwandelen.
Door de aangehouden tonen en de melodische glissandi krijgt de muziek
een oriëntaals karakter. In het spectaculaire tweede deel, waarin
de musici hun spel kracht bijzetten met ritmisch 'tsjoe-kah'-geroep,
klinkt de Indonesische ketjak door.
Het derde deel begint als een ijle eenstemmig gespeelde melodie vol
kwarttonen - een proeve van bekwaamheid die het St. Lawrence Quartet met
glans doorstaat - en groeit geleidelijk uit tot een vierstemmig weefsel,
waarin vogelachtige geluiden zich vermengen met een poëtisch
gejammer.
Dit boeiende programma, dat vanavond herhaald wordt, bereikte
woensdag een schitterende apotheose in de toegift, het tweede deel uit
Schumanns Derde Strijkkwartet. Vijf adembenemende minuten, waarin het
kwartet zich onafgebroken kon wijden aan zijn specialiteit: een
vloeiende samenzang vol ingehouden hartstocht.
© Frits van der Waa 2006