de Volkskrant van 14-11-1998, Pagina 9, KUNST, recensie
Easy listening
met de gamelan
Gongs & Strings: werk van Wullur, Dètlefsen, Van Zijp en
Sculthorpe
door Ensemble Multifoon en het Odyssey Strijkkwartet. 11 november,
Tropeninstituut, Amsterdam. Tournee.
Het visioen van een chromatische gamelan moet talloze musici en
componisten door het hoofd gespookt hebben. Maar Sinta Wullur komt de
eer toe het visioen gestalte gegeven te hebben. In het Amsterdamse
Tropeninstituut overbrugden Ensemble Multifoon en het Odyssey
Strijkkwartet de afstand tussen twee culturen - een afstand die niet
zozeer in kilometers als wel in frequentiegetallen uitgedrukt moet
worden.
De Westerse kunstmuziek maakt al eeuwen gebruik van een stemming
waarbij het octaaf in twaalf gelijke stappen is verdeeld. In de
traditionele gamelanmuziek uit Indonesië is het octaaf onderverdeeld
in vijf of zeven intervallen, die merendeels 'tussen' de toetsen van de
piano vallen. Die twee stemmingen verdragen elkaar niet. Toch zijn er in
Nederland verscheidene componisten die voor gamelan hebben geschreven.
Maar juist door het verschil in stemming moest Westerse muziek voor
gamelan een genre apart blijven - althans, tot nu toe.
Door de gamelan om te stemmen naar onze toonschaal verliest het
instrumentarium onherroepelijk iets van zijn exotische bekoring. Maar de
timbres blijven fascinerend, en en blijken zich bovendien goed te voegen
naar de strijkersklank. De componisten die hebben bijgedragen aan Gongs
& Strings hebben nadrukkelijk gestreefd naar een synthese tussen
Oost en West, en maken dan ook veelvuldig gebruik van de repetitieve
structuren die eigen zijn aan de traditionele gamelanmuziek. In zekere
zin is dat jammer, want daardoor zweemt hun werk naar minimal music,
terwijl ongetwijfeld veel meer mogelijk is met dit instrumentarium. Zo
is de combinatie van solo-cello en gamelan in Hans van Zijps Mel
Benniget heel fraai, maar het stuk zelf is veel te uitgesponnen. En
Christiaan Dètlefsen, die met twee stukken vertegenwoordigd is,
bereikt in het eerste deel van zijn Malam dan Hari een intrigerende
harmonische floers, maar vervalt in het tweede deel in easy listening
à la Philip Glass.
Sinta Wullur zelf is eigenlijk de enige die erin slaagt om respect
voor de gamelantraditie te verenigen met de dramatiek en de harmoniek
van de Westerse muziek. Haar Tapestry, een geslaagde stijloefening in de
trant van Morton Feldman, wordt gevolgd door het bondige, motorische
Baliade. Toch zijn ook dat nog betrekkelijk statische stukken, zeker
vergeleken met Mata Angin, waarin Wullur vrijmoediger omspringt met de
grenzen tussen Oost en West.
Het is nog maar een glimpje van de perspectieven die dit bijzondere
instrumentarium te bieden heeft. Het woord is nu aan de componisten.
© Frits van der Waa 2006