de Volkskrant van 22-03-2001, Pagina 29, Kunst en Cultuur, Portret
In het voetspoor van een hoboheld
Bart Schneemann (46) was eerste hoboïst bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, maar gaf zijn baan op om echt leuke dingen te gaan doen. Zoals spelen in het Nederlands Blazers Ensemble, waarvan hij bovendien artistiek leider is. Of om bijzondere projecten te realiseren, zoals de cd met drie hoboconcerten van Ludwig August Lebrun, die deze week verschijnt bij Channel Classics.
'Eerst besefte ik niet eens dat die man zelf hoboïst was geweest,' zegt Bart Schneemann. 'Maar wat me meteen frappeerde was de weelderigheid van het notenbeeld, zeker als je bedenkt in wat voor tijd het geschreven is.' Het zal een jaar of vier geleden zijn dat hij kopieën in handen kreeg van zes hoboconcerten van Ludwig August Lebrun (1752-1790), een tijdgenoot van Mozart. 'Hij heeft die concerten voor zichzelf geschreven, maar ze zijn in 1845 in druk verschenen, meer dan vijftig jaar na zijn dood.'
Omdat die muziek hem zo aansprak, is hij op zoek gegaan naar bronnen waarin die Lebrun vermeld werd, want er is nooit een boek over hem geschreven. En hij vond citaten van Charles Burney en Christian Friedrich Schubart, de twee belangrijke chroniqueurs van het muziekleven in die tijd. 'Schubart schrijft dat Lebrun als speler en als componist de harten van het publiek veroverde, dat zijn muziek de grootste verfijning had, en dat zijn hobospel klonk als druppels nectar. Als je dat weet, bekijk je die stukken toch weer met andere ogen.'
Inmiddels heeft Schneemann drie van Lebruns concerten op cd gezet, samen met het Radio Kamer Orkest en dirigent Jan Willem de Vriend: 'Dat was een bijzonder stimulerende samenwerking,' zegt hij. 'Jan Willem heeft echt een speciaal gevoel voor dat rollenspel, het geven en nemen dat zich tussen solist en orkest afspeelt.' Op zijn vorig jaar uitgebrachte cd met triosonates van Telemann bespeelt Schneemann een barokhobo, maar ditmaal heeft hij na ampel beraad besloten een modern instrument te gebruiken: 'De barokhobo kun je niet gebruiken, die is te laag van stemming. Ik heb een aantal kopie-instrumenten uit de klassieke periode waarmee ik aan het experimenteren ben, maar ik ben nog niet ver genoeg om deze stukken daarop te spelen. Dus heb ik een modern instrument gebruikt, omdat ik daar gewoon meer op kan, zeker op het gebied van kleur. Als hoboïst bouw je de klank in feite zelf, door de manier waarop je je rieten snijdt. Ik heb gezocht naar een fijn, elegant, flexibel geluid, speciaal voor deze Lebrun-concerten.'
Lebrun, zoon van een Franse hoboïst, maakte vanaf zijn vijftiende deel uit van het befaamde orkest van Mannheim, dat in het leven geroepen was door keurvorst Karl Theodor. 'Die man heeft daar met een daadkracht en een idealisme iets op poten gezet wat een inspiratiebron voor de generaties daarna geweest is,' zegt Schneemann. 'Dat zou een voorbeeld moeten zijn voor onze staatssecretaris en alle andere staatssecretarissen. Het ging om de kunst, om de vernieuwing in de kunst, en om de creativiteit van de kunstenaar. Johann Stamitz, de concertmeester, haalde niet alleen de briljante spelers uit heel Europa naar Mannheim, maar er werd ook aan een klankcultuur gewerkt. En veel muzikanten, zoals Lebrun, componeerden zelf. Dat moet een ontzettend leuke tijd geweest zijn, vol vernieuwingen. Het is jammer dat wij dat, terugkijkend vanuit Mozart en Beethoven, niet altijd in de gaten hebben. Maar zonder die Mannheimers had de klassieke muziek er toch heel anders uitgezien.'
Lebrun ontwikkelde zich tot een gevierd hoboïst, en maakte de laatste tien jaar van zijn leven tournees door Europa, samen met zijn vrouw, de eveneens gevierde zangeres Francisca Theodora Danzi. Schneemann: 'Er waren drie hobo-helden in die tijd, de Italiaan Besozzi, Lebrun en Friedrich Ramm, voor wie Mozart zijn hobokwartet geschreven heeft. Ze hebben op een gegeven moment ook een soort wedstrijdje gehouden - ik moest meteen denken aan de drie tenoren -, een concert waar ze met en tegen elkaar hebben gespeeld. Als ik het zo lees was Lebrun wel de meest spraakmakende, omdat hij bepaalde dingen op de hobo kon die de anderen blijkbaar nog niet konden. Hij heeft het instrument echt op een hoger plan gebracht. Dat zie je onder andere aan de opbouw van zijn melodieën, die langer duren dan een motiefje of twee, wat je bij Stamitz nog het geval is. Wat hij doet is eigenlijk een voorbode van die mooie lange melodieën zoals Mozart ze schrijft. En dan is er natuurlijk de virtuositeit, het passagewerk, het vragen om een applausje.'
Er valt nog meer te ontdekken op dit gebied, weet Schneemann. Lebrun heeft niet alleen hoboconcerten geschreven, maar ook aantal stukken voor sopraan, hobo en orkest, waarin hij en zijn vrouw de solopartijen vertolkten. 'Bij Burney vond ik daar ook een aardig citaat over,' zegt Schneemann, 'namelijk dat Francesca zó kon zingen dat het net een hobo was. Als ze in tertsen of sexten omhooggingen, schrijft hij, kon je niet horen wie de hobo was en wie de sopraan. Dat is toch geweldig! Het idee dat zo'n briljant mannetje met zo'n briljante vrouw misschien wel briljante stukken geschreven heeft, voor zo'n ongebruikelijke combinatie, dat maakt nieuwsgierig. Dus die stukken hoop ik te vinden, en dan ga ik hier een vervolg op maken.'
Telemann: Triosonates, door Bart Schneemann, barokhobo, Pieter Wispelwey, barokcello, en Menno van Delft, clavecimbel. Channel Classics CCS 14098.
L.A. Lebrun: Oboe concertos, door Bart Schneemann, hobo, en het Radio Kamerorkest o.l.v. Jan Willem de Vriend. Channel Classics CCS 16198.
© Frits van der Waa 2006