de Volkskrant van 24-08-2002, Pagina 7, Kunst, Portret
Muze in meervoud
Wie inspireert de kunstenaar als hij schrijft, componeert, schildert, filmt? (Bijna) iedere kunstenaar heeft een muze. Pianiste Tomoko Mukaiyama is een muze van vele kunsten.
Het is 24 februari 1991. In de Willem Pijperzaal van het Rotterdams Conservatorium speelt een jonge Japanse pianiste de halsbrekende Sonatina van Conlon Nancarrow. Ze oogt frêle als een vlinder, speelt als een tijger en ze wint er het Gaudeamus Vertolkersconcours mee. Tomoko Mukaiyama doet met één klap haar intrede in het Nederlandse muziekleven, en ze zal er niet meer weggaan.
In diezelfde maand past fotograaf Philip Mechanicus in Tokio op het huis van de cultureel attaché. Hij krijgt een telefoontje: 'In Amsterdam zit een Japanse vrouw, die foto's van zichzelf wil. Kun jij die maken?' 'Natuurlijk,' antwoordt Philip, 'dat is immers mijn vak. Laat haar maar bellen als ik terug ben.'
Ze belt, ze maken een afspraak, hij fotografeert haar, en het klikt, ook al schelen ze meer dan een kwart eeuw. Intussen zijn ze tien jaar getrouwd, en hebben een dochter van zeven, Kiriko.
Hij is haar blijven fotograferen, al doet hij dat eigenlijk alleen als er een concrete aanleiding voor is. 'Ik maak graag kiekjes, hoor, maar als je een foto gaat maken voor een blad of een cd ga je toch anders te werk. Het maken van een portretfoto is een vorm van concentratie. En, hoe raar het ook klinkt, het gezicht is een abstractie. Datgene wat ik ervan nodig heb is iets immaterieels. Dat wordt een waarde. En ik denk dat je dat bij iemand die dagelijks in je omgeving verkeert er beter uit haalt, dat je dat beter leert lezen.'
In de loop van de tijd, constateert hij, is hij zich bij het fotograferen van zijn echtgenote dan ook steeds meer gaan concentreren op het weglaten, op het detail. 'Dat heeft natuurlijk ook te maken met het karakter van haar werk. Voor veel mensen is moderne muziek nog veel abstracter en ingewikkelder dan moderne schilderkunst of poëzie - dus dan moet je ook iets laten zien wat dat duistere, dat intrigerende ervan illustreert.'
Mechanicus deelt zijn muze - in volle blijdschap overigens - met vele anderen. Talloze componisten hebben stukken voor haar geschreven, waaronder Martijn Padding, Peter-Jan Wagemans, en natuurlijk de onlangs tot Toondichter des Vaderlands uitgeroepen Louis Andriessen. Het ontstaansproces van Tao, het werk dat hij voor haar schreef, is bovendien vastgelegd door filmmaker Frank Scheffer in zijn documentaire The Road.
Scheffer is lyrisch over Tomoko. 'Het is fantastisch om met iemand te werken die esthetisch zo'n waanzinnig mooie uitstraling heeft, maar ook enorm intelligent en breed geschakeerd is,' zegt hij. 'The Road was voor mij een keerpunt in mijn werk: omdat het stuk tijdens het draaien nog niet af was had ik de vrijheid om meer dramatische dingen te doen met Tomoko. Wat Louis in zijn stuk beschrijft is het menselijke gevoel van onmacht tegenover de dood. En Tomoko is daar de personificatie van: ze speelt aanvankelijk heel fel op de piano, om de natuur te zeggen 'Ik leef!' En dat wordt dan langzamerhand overgenomen door het orkest, of door de Goden, en het eindigt dan prachtig met een door Tomoko gezongen lullaby. Ik heb in Japan van alles met haar uitgeprobeerd, scènes gedraaid op een kerkhof - gewoon, intuïtief. Louis wist helemaal niet dat ik dat materiaal had, en ik wist niet wat hij aan het componeren was, maar het is fenomenaal dat het zo bij elkaar kwam.'
'Het is ondenkbaar dat ik zo'n stuk gemaakt zou hebben zonder haar,' beaamt Louis Andriessen. 'Het begint natuurlijk met haar verschijning en haar pianospelen: een geheimzinnige combinatie van strengheid en zachtheid. We zijn al kort nadat ze in Nederland kwam bevriend geraakt, hebben quatre-mains gespeeld, en we gaan nog steeds geregeld samen naar mooie schilderijen kijken in het Van Gogh of het Stedelijk Museum, en dan een hapje eten. Wat dan voor mijn muziek een rol speelt is niet zozeer waar we het over hebben, maar de manier waarop die conversatie gaat - de timing ervan -, de manier waarop ze loopt of reageert op een schilderij van Odilon Redon.'
De foto die Philip Mechanicus heeft uitgekozen voor dit artikel is gemaakt voor een Andriessen-programma van Het Nationale Ballet, waarbij Mukaiyama de solopartij van Tao uitvoert. 'Ze was in die voorstelling de enige musicus die vanuit de orkestbak was opgestegen naar het podium, dus je hoeft in zo'n geval niet zo veel te laten zien,' licht hij toe.
'Foto's in programmaboeken zijn vaak wervend in de verkeerde zin. Je moet iemand nooit lachend fotograferen: lachen is visueel gesproken de domste bezigheid die er is. Wat je hier ziet is niet veel meer dan één oog - en dan tóch die tanden. Ik weet niet meer of ik het er bewust op heb aangestuurd, maar het heeft iets heel speciaals en sensueels; bijten is weer een te groot woord, maar het maakt het net iets steviger. En het beeld is zwart-wit, als een partituur, als een notenbeeld. De werkelijkheid is immers ook zwart-wit, die heeft nooit de tinten die een kleurenfoto laat zien.'
© Frits van der Waa 2006