de Volkskrant van 11-06-2003, Pagina 10, Kunst, Recensie
Legendarische mannen trekken geen jong publiek
Werk van Keneally en Reid, door het Metropole Orkest o.l.v. Jurjen Hempel en Dick Bakker. 8 juni, Paradiso. Amsterdam. An Index of Styles, met Gary Lucas, Marc Ribot, Wiek Hijmans e. a. 9 juni, Concertgebouw, Amsterdam.
Als het over de muziek gaat, heeft het Holland Festival een identiteitsprobleem. Dat werd duidelijk tijdens de eerste twee concerten rondom de elektrische gitaar, het bindmiddel in de HF-programmering van dit jaar. Dat Paradiso op zondagavond een volle indruk maakte, kwam vooral doordat de spullen van het Metropole Orkest een groot deel van de ruimte in beslag namen. En de zeven stergitaristen die maandag in het Concertgebouw aantraden speelden voor een halflege zaal, wat extra opviel doordat alle stoelen verwijderd waren.
Het lijkt er veel op dat het Festival met zijn gelonk naar de populaire muziek de trouwe bezoekers van weleer van zich vervreemd heeft, terwijl het nieuwe, jonge publiek dat binnengehaald moest worden het vooralsnog laat afweten. Welke vlotte twintiger zit er nu te wachten op de kunsten van gitaristen die ooit bij Frank Zappa of Captain Beefheart hebben gespeeld? Zulke mannen zijn misschien legendarisch, maar daarmee per definitie niet meer van deze tijd.
Uit de twee omvangrijke stukken die Mike Keneally en Vernon Reid voor het Metropole Orkest hebben gecomponeerd blijkt bovendien dat een fantastische gitarist niet automatisch ook een goede componist is. Keneally's The universe will provide is een losbladige, niet al te handig georkestreerde suite, die het vooral moet hebben van de passages met een doorgaande groove, waarin Keneally vrij gevonden noten inpriemt met zijn gifgroene gitaar. Bij Vernon Reid daarentegen kregen de improvisaties de gestalte van een oeverloze notenbrij. Zijn naamloze stuk is vooral aardig dankzij het guitige arrangement van Martin Fondse, die er niet voor terugdeinst de violen reggae-ritmes te laten plukken.
Dan was de Avond van de Elektrische Gitaar, ' s anderendaags in het Concertgebouw, een stuk interessanter, al was het alleen maar doordat daar de vele facetten van het instrument getoond werden, met als uitersten het bijna-akoestische, ragfijn getroken lijnenspel van Marc Ribot en de veelheid aan elektronische effecten die Wiek Hijmans uit de pedalen trapt in Arthur Kampela's Quimbanda. Deze Index of Styles toonde hoe dan ook aan dat de elektrische gitaar een grandioos instrument is dat kan beuken maar ook zingen, zelfs in handen van een overbodige notensproeier als Nguyên Lê. Het meest verbluffend was het optreden van Debashish Bhattacharya, die op een 22-snarige slideguitar de Indiase muziekcultuur elektrificeert, zonder die ook maar enig geweld aan te doen.
Helaas komt dat geweld ook snel om de hoek bij dit instrument. Gary Lucas is een fenomenaal musicus, maar hij draait de knoppen zo ver open dat je niet weet waar je blijven moet. En ook de drie meiden van de Japanse band eX-Girl, die de avond besloot met een bijzonder campy optreden, mogen wel uitkijken dat ze geen permanente gehoorbeschadiging overhouden aan hun eigen muziek.
© Frits van der Waa 2006