de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 mei 2007 (pagina 10)
Innig contact met de a-snaar
Schubert, Pintscher, Kodály en Mozart, door Jean-Guihen Queyras, Antje Weithaas en Tabea
Zimmermann. 11 mei, Concertgebouw, Amsterdam. Volgende optredens: Amsterdam (14 en 16/5), Eindhoven
(15/5). Radio 4: 20/5, 20.00 uur.
Zoals alle musici die uitgenodigd worden voor Een weekeind met..., het regelmatig terugkerende
minifestivalletje van het Concertgebouw, heeft cellist Jean-Guihen Queyras zijn vaste muziekvrienden
meegenomen, met wie hij laat horen wat hij allemaal in huis heeft. Bij het eerst van zijn vier optredens
presenteerde hij zich als trio en duo-speler, in combinatie met violiste Antje Weithaas en altvioliste
Tabea Zimmermann.
Het zijn musici met wie hij kan lezen en schrijven, aangezien ze al een aantal jaren samenwerken in het
Arcanto Kwartet. Desondanks werd duidelijk dat de 40-jarige cellist met zijn jongensachtige uiterlijk
zijn medestrijksters zowel op het punt van zelfcontrole als muzikale diepgang naar grote hoogten voert,
en ze tezelfdertijd ietwat overschaduwt.
Opvallend is het gemak waarmee hij tonen uit zijn instrument trekt, die reiken van donkerbruin gebrom tot
innige ululaties op de a-snaar. Zelfs in Janusgesicht van Matthias Pintscher imponeert hij nog
door het raffinement waarmee hij gesmoorde ruisjes en het geronk van verre vliegtuigen produceert. Het
enige gedenkwaardige aan dit kille stuk nietsmuziek is verder dat de beide musici rug aan rug op
één krukje zitten.
Daartegenover stond gelukkig de warmbloedigheid van Kodály's Duo uit 1914, waarin Queyras
zich samen met Weithaas uitleefde in vonken schietende ontladingen, vredige contemplatie en een luchtig
dansje. En in Schuberts onvoltooide Trio D 471, en speciaal in het avontuurlijke, alle kanten
uitschietende Trio KV 563 van Mozart musiceerde het trio met klassieke distinctie en eendracht,
die soms nog aangenamer werd doordat ze overging in een gedisciplineerde losheid.
© Frits van der Waa 2007