de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 mei 2007 (pagina 11)
Opera ten onder in Wooster-saus met B-film
La Didone door The Wooster Group o.l.v. Elizabeth LeCompte en Bruce Odland. Kaaitheater, Brussel, 19 mei.
Herhaling: Brussel (22, 23, 24/5), Rotterdam (30/5 t/m 2/6).
'I can't wait to get out of here', knauwt een van de spelers halverwege La Didone. Dat ene
zinnetje geeft goed weer welk gevoel de voorstelling anderhalf uur lang teweeg moet brengen
althans, bij bezoekers die dachten een opera van Francesco Cavalli te gaan zien.
La Didone, volgende week nog vier maal in het Rotterdamse Operafestival, is de jongste
voorstelling van The Wooster Group, het theatergezelschap dat vanuit New York wereldwijd al tientallen
jaren artistieke grenzen verlegt. Nu presenteert het ensemble zich voor de eerste maal als
operagezelschap. De vergelijking met het Onafhankelijk Toneel, dat opzien baarde met verscheidene
succesvolle operaproducties, ligt voor de hand. Maar de eerbied en liefde waarmee OT het genre tegemoet
treedt, zijn bij The Wooster Group ver te zoeken. La Didone is geen opera, maar een theaterexperiment.
Elizabeth LeCompte, de leidster van The Wooster Group, combineert elementen uit Cavalli's Didone,
een opera uit 1641, met beeld- en geluidmateriaal uit Terrore nello spazio, een obscure sf-cultfilm
uit 1965. De parallel tussen Trojaanse vluchtelingen die in Carthago terechtkomen en ruimtevaarders die
op een onbekende planeet landen, is op zichzelf duidelijk.
Alleen gaat LeCompte helaas uit van de misvatting dat twee lagen over elkaar meer opleveren dan de som
der delen. Voor theatermakers geldt dat misschien, maar muziek werkt nu eenmaal anders. In de concertzaal
stoort een kuchje meer dan een heel symfonieorkest bij een filmdialoog.
LeCompte toont aanzienlijk meer respect voor de B-film dan voor de opera, die zij tot pulp mangelt. Het
toneelbeeld biedt weinig meer dan videoschermen en schermutselingen tussen schimmige figuren met
zilverkleurige Flash-Gordonpakjes en plastic schertsgeweren. Enkelen van hen zingen ook, hetgeen gepaard
gaat met barokke poses en gebaren. Er zijn vier beroepszangers, waarvan de twee die Dido en Aeneas
vertolken redelijk goed zingen, voorzover de zwaar gesausde geluidsversterking iets van hun prestaties
overlaat. De zingende acteurs (een verschijnsel dat in Nederland al lang is beproefd en weer afgeschaft)
zijn niet om aan te horen.
Terzijde van het podium zit een kwartet van musici met een keyboard, een langhalsluit, een accordeon en
een elektrische gitaar. De vele elektronische effecten waarmee Cavalli's muziek wordt beladen zijn vaker
smaakvol dan stuitend, maar die nuance doet er niet erg toe, aangezien er nauwelijks een noot muziek
klinkt zonder dat de ruimtevaarderssoundtrack er vernietigend doorheen tettert. De twee lagen vormen zo
eerder wederzijdse stoorzenders dan een zinnig complement. De dubbele handeling is zo te zien zorgvuldig
uitgedokterd, maar komt uiteindelijk niet verder dan onduidelijk heen-en-weer-geloop. De boventiteling,
die met behulp van wit strijklicht vrijwel onleesbaar wordt gehouden, maakt dat alles er niet begrijpelijker op.
Natuurlijk is er niets tegen om met behulp van demontage en deconstructie eens een frisse wind door de
opera heen te laten waaien. Maar neem daarvoor dan een stuk dat zo'n oppepper echt nodig heeft,
bijvoorbeeld de overbekende Dido van Purcell, en niet een vergeten werk van een componist wiens
verdiensten nog maar amper herontdekt beginnen te worden. Nu zijn Cavalli en ook zijn librettist Gian
Francesco Busenello, wiens kwaliteiten aanvankelijk het uitgangspunt waren, het kind van de rekening.
© Frits van der Waa 2007