de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 juni 2007 (pagina K18)
Weldaad en evenwicht
Brass of the Royal Concertgebouw Orchestra. RCO live.
Een ultrariant geluid en een niet te evenaren timing en precisie zijn de voornaamste kenmerken van het
Koper van het Koninklijk Concertgebouworkest, dat zich sinds vier jaar als vast ensemble presenteert. De
glimmende letters van het woord 'Brass' op het hoesje van hun eerste cd weerspiegelen dat op subtiele
wijze. Of de opnames van eind vorig jaar ook echt live zijn, zoals de naam van het label wil, is
de vraag, maar dat doet er ook niet toe. Feit is dat hier muzikale weldaad en klassiek evenwicht een
aangename verbintenis aangaan met de felheid van een big band. De opening, een Serenade van
Willem van Otterloo, is in zijn soort een pronkstuk, en het Concerto grosso van de in
hafabra-kringen bekende Derek Bourgeois, zorgt voor een bruisende finale.
De pech is natuurlijk wel dat er voor zulke bezettingen niet heel veel geweldige muziek is geschreven.
Een vierhonderd jaar oude canzone van Giovanni Gabrieli krikt het moreel weer op, maar de
verzameling Ragtimes & Habaneras van Hans Werner Henze gaat met zijn elf floddermuziekjes al
snel tegenstaan.
New Trombone Collective: diverse componisten (3 cd's) Etcetera.
Het Nieuw Trombone Collectief bestaat uit negen trombonisten, waarvan er vier ook in het koperensemble
van het KCO deelnemen, dus dat zegt wel iets over het niveau van de club. De collectie trombonemuziek
die het gezelschap in een doosje met drie cd's heeft gebundeld is imposant, maar ook hier zit er
veel kaf onder het koren, en de contrastwerking tussen opeenvolgende composities is soms wat onthutsend.
Zo vormt Sweelinck hier een bruggetje tussen twee bepaald niet slechte stukken van Martijn Padding en
Ruud van Eeten, die de trombones respectievelijk combineren met tenor Marcel Beekman en organist Geert
Bierling. Ook combinaties met strijkers, piano, slagwerk en gettoblaster ontbreken niet. Debussy op
trombone wil niet lekker, en een romance van Georgi Swiridow is een dieptepunt van meligheid. De doos
smeekt om een wat minder ruimhartiger selectie. Tussendoor kan de gebruiker zich wel laten verrassen door
deze spelers, die een trombone naar believen kunnen veranderen in een sax of een fagot.
Berio, Xenakis en Turnage. Christian Lindberg, Oslo Philharmonic Orchestra o.l.v. Peter Rundel. Bis.
Met het niveau van zijn repertoire heeft Christian Lindberg geen problemen. Aan hem zijn dan ook in de
afgelopen 25 jaar tachtig tromboneconcerten opgedragen. Daaronder ook de drie op deze cd, SOLO van
Luciano Berio, Troorkh van Iannis Xenakis, en Yet another set to van Mark-Anthony Turnage.
Berio's klanksluiers zijn weldadig, Xenakis' sirenes en orkestblokken gewelddadig, en de knotse
jazzlicks van Turnage baldadig. Lindberg staaft over de volle lengte van de cd zijn reputatie als
beste trombonist van de wereld.
Kalevi Aho: Contrabassoon & tuba concertos. Bis.
De tuba is weer een stuk lager dan de trombone, maar klinkt in handen van Øystein Baadsvik toch
uitgesproken licht en lyrisch. Dat ligt ook aan de knap gemaakte, maar erg mijmerzuchtige muziek van de
Fin Kalevi Aho, die van 1949 is, maar componeert als een kruising tussen Sibelius en Bartók. Toch
kan het nóg lager, zo laat Lewis Lipnick horen in Aho's Contrafagotconcert, een werk met
symfonische allure. Lipnick moet er overigens ook veel uitgesproken hoge noten uit persen. Hoewel de
muziek allerminst koddig bedoeld is, dringen zich toch associaties op met een zenuwachtige bromvlieg,
opgejaagd door felle klappen in het orkest, en met een schildpad, die aan het bijna subsonische slot
weer in zijn schulp kruipt.
© Frits van der Waa 2007