de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 25 juni 2007 (pagina 18)
'Kan dat Dies Irae een klein beetje angstaanjagender?'
Al in de verte ruisen de zoete vocalen je tegemoet vanaf het Haarlemse Klokhuisplein. Voor de
Philharmonie staat een groepje zangers, omringd door nieuwsgierige toehoorders. Zeepbelletjes, afkomstig
uit een niet te traceren bron, waaien langs in de wind. Het is zaterdag, het is bij toeval even mooi
weer, en het hart van Haarlem zingt en zoemt, zoals het dat nog een week lang zal doen, tijdens de
Koorbiënnale, die nu voor de vierde keer wordt gehouden.
Het spectrum van het programma is breed: het reikt van de amateurzangers op het 'Koorplein' tot de twee
optredens, komende donderdag en vrijdag, van het Lets Radio Kamerkoor, een van de beste koorgezelschappen
ter wereld. Maar meer dan in voorgaande jaren ligt het accent op de zangers die het puur uit liefhebberij
doen.
Daarom stroomt bij het All Stars-openingsconcert een menigte kinderen uit over het podium van de
Philharmonie. Swingend en zingend brengen het bekende kinderkoor De Kickers en zijn
baard-in-de-keeldivisie The Classic Frogs hits als Moeke er staat een vrijer aan de deur en
You can't stop the beat ten gehore. Dat alles natuurlijk uit het hoofd. Naarmate de avond vordert
stijgt de leeftijd van de zangers en slinkt de omvang van het publiek. Op de dertigers van de
close harmony-groep Vocalicious volgen de senioren van de Osse Opera Vereniging, die mannen- en
vrouwenmacht tonen in het Slavenkoor, het Zigeunerkoor en het Pelgrimskoor uit diverse opera's van Verdi
en aanverwant repertoire.
Ernstiger gaat het de volgende middag toe, wanneer dirigent Peter Dijkstra een gelegenheidskoor van
vijftig amateurzangers, versterkt met de zangers van The Gents, wegwijs maakt in het Requiem van
Fauré. 'Kunnen de woorden Dies Irae wat angstaanjagender?' Vijf dagdelen repeteren slechts, en dan
wacht de publieke uitvoering.
In de verschillende zalen van de Philharmonie vinden achter gesloten deuren intussen dirigentenworkshops
plaats. Het vak van koordirigent eist vaardigheden die dikwijls net anders zijn dan bij de collega's in
het orkestencircuit. Het helpt al veel als je zelf goed kunt zingen, maar een goede lichaamstaal is nog
belangrijker. Zo demonstreert Wilma ten Wolde aan een groep kinderkoordirigenten hoe je met
één armgebaar kunt bereiken dat de frases op één adem gezongen worden.
De meest specialistische woordenwisselingen zijn echter te beluisteren bij de Eric Ericsson Masterclass,
waar zeven jonge maar gearriveerde dirigenten onder leiding van Simon Halsey en Robert Sund vele minuten
lang discussiëren over het gewicht dat het woordje geben in een van Brahms'
Fest-und Gedenksprüche toekomt. 'Ik heb erover gesproken met mijn leraar', verdedigt
deelnemer Florian Helgath zijn benadering, die volgens Halsey te zwaar klinkt, 'en hij is een érg
Duitse leraar.'
Aan de overzijde van het plein, in de St. Bavokerk, werkt het Nationaal Kinderkoor onder leiding van
David Wilson-Johnson aan de Missa brevis van Benjamin Britten. Ook zij zingen uit het hoofd, en er
hoeft weliswaar geen choreografie bij maar dit is toch andere koek dan You can't stop the beat.
Vooral het Sanctus, waarin de lettergrepen door elkaar beieren als kerkklokken, vergt een feilloos
gehoor en intonatievermogen.
's Avonds tijdens het concert klinkt het nog beter, voorafgegaan door zes korte gezangen die in
vogelvlucht de gehele muziekgeschiedenis doorlopen. Waarna Wilson-Johnson een grote lijsttrom ter hand
neemt en de kinderen én het publiek in processie de kerk uitleidt onder het zingen van
Cuncti simus concanentes, ofwel Laat ons allen samen zingen. Maar terug in de Philharmonie
laat de glanzende vertolking die het Nederlands Kamerkoor onder Peter Dijkstra geeft van Bachs zes
motetten slechts ruimte voor ademloos stilzwijgen. En de aansporing in de allerlaatste regel,
Alles was Odem hat lobe den Herrn, leidt dan ook een applaus waarmee het publiek niet zozeer de
Heer als wel het koor uitbundig lof toezwaait.
© Frits van der Waa 2007