de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 augustus 2007 (pagina 14)
Een grabbelton vol snuisterijen
La Colombe van Charles Gounod. Opera Trionfo o.l.v. Jan Bouws en Robbert van Steijn. 12 augustus,
Openbare Bibliotheek, Amsterdam. Herhaling: Bloemendaal, 2/9.
Tien jaar bestaat het Amsterdamse Grachtenfestival nu, en in die tijd heeft het evenement, dat zelf begon
als uitbreiding van het jaarlijkse Prinsengrachtconcert, zich uitgestrekt over een gebied dat reikt tot
ver in het oude havengebied Zeeburg en zelfs tot over het IJ. Het programma omvat 166 onderdelen, wat
vergeleken met tien jaar terug neerkomt op een toename van driehonderd procent.
Het festival heeft nu een eigen composer in residence in de persoon van de Engelse componist
Jonathan Dove, en een superster in de gedaante van de Roemeense sopraan Nelly Miricioiu, die vier dagen
lang een masterclass leidt in Felix Meritis. Verder is het programma traditiegetrouw een ware grabbelton
vol veelal kleine concertjes en muzikale snuisterijen. Tevens krijgt het publiek de kans allerlei
interessante en niet altijd toegankelijke uithoeken en locaties in de binnenstad te verkennen aan de hand
van monumentenconcerten en architectuurrondvaarten. Ook aan de publieksaanwas wordt gewerkt: zo herbergt
het programma onder meer een peuterdisco en een baby-monumenten-meezingconcert. Het hoogtepunt wordt
zaterdag bereikt, wanneer bariton Thomas Hampson vanaf een ponton in de Prinsengracht het publiek en
tienduizenden televisiekijkers zal toezingen.
Tot de nieuw ontgonnen festivallocaties hoort ook de theaterzaal van de nieuwe Openbare Bibliotheek. De
zaal, die plaats biedt aan 270 bezoekers, gaat getooid met de naam Theater van 't Woord, en is dus niet
primair voor muziek bedoeld. Niettemin beleefde hij zondag zijn vuurdoop met een opvoering van La
Colombe, een komisch operaatje uit 1860 van Charles Gounod, door Opera Trionfo.
Gounod is onsterfelijk én belachelijk gemaakt door de striptekenaar Hergé, die hem opvoerde als
lijfcomponist van Bianca Castafiore ('Hâââ, 'k Lach!...'), maar de man had zelf ook het
nodige komisch talent in huis. Zoals de briesende violen die hij toepast in het haat-ariaatje waarin de
knecht Mazet de vrouwen beschimpt of de pompeuze lofzang van Maître Jean op de geneugten van
de kookkunst.
Behalve door deze twee ondergeschikten wordt La Colombe bevolkt door de berooide edelman Horace en
de gravin Sylvie, die er aanvankelijk alleen maar op uit is hem zijn laatste bezit, de duif uit de titel
van de opera, afhandig te maken. De verwikkelingen geven aanleiding tot schitterende duetten, terzetten
en kwartetten, waarin Gounod vrijwel ononderbroken zijn talent voor het smeden van smeuïge
melodieën aanwendt.
Bij Opera Trionfo is de oorspronkelijke orkestbezetting vervangen door een tienkoppig ensemble van
strijkers en blazers, dat de vier jonge zangers desondanks een kleurrijke ondersteuning levert. Die zijn
stuk voor stuk even charmant: tenor Jean-Léon Klostermann als Horace en Wiebe Pier Cnossen, een
bariton met een timbre dat even mals is als het gebraad dat hij bezingt, worden geflankeerd door mezzo
Antje Lohse als de knecht Mazet, die de baard nog niet in de keel heeft, en de ook in vocaal opzicht
kokette Marijje van Stralen (Sylvie).
De muzikale tierlantijntjes worden des te verrukkelijker dankzij de geestige personenregie van Jan Bouws
en twee multifunctionele kubussen, die in een handomdraai kunnen veranderen in een bed, een eettafel of
een keuken met toebehoren. De duif zelf is een origamivogel. Met zulke bescheiden middelen slaagt Opera
Trionfo er andermaal in toch een respectabel feestmaal op te dissen.
© Frits van der Waa 2007