de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 september 2007 (pagina 12)
Audi's regie Monteverdi majestueus
Monteverdi: L'Orfeo/L'incoronazione di Poppea/Il ritorno d'Ulisse in patria, door de Nederlandse
Opera o.l.v. Pierre Audi, Stephen Stubbs, Christophe Rousset en Glen Wilson. 30 augustus - 1 september.
Muziektheater, Amsterdam. Herhaling: t/m 3/10.
Het is natuurlijk geen toeval dat De Nederlandse Opera uitgerekend in 2007 alle opera's van Claudio
Monteverdi in cyclusvorm herneemt. Het is immers vierhonderd jaar geleden dat diens eersteling,
L'Orfeo, voor het eerst werd opgevoerd. Afgezien van wat voorbereidende werk in de nog vroegere
ochtendnevel was dankzij Monteverdi's genie de dageraad van de opera als genre een feit.
Toeval is het wel dat Pierre Audi, die in het begin van de jaren negentig furore maakte met zijn nieuwe
theatrale visie op Monteverdi (en later ook op anderen), precies 350 jaar daarna is geboren. Dat komt
mooi uit: nu kan hij, zelf een halve eeuw oud, op het juiste moment de balans opmaken, met een compleet
verjongde cast. Voor het overige zijn de fundamenten gelijk gebleven: dat zijn allereerst Audi's
ensceneringen zelf, destijds alleen al baanbrekend doordat de scheiding tussen speelvloer, orkestbak en
de zaal zelf nagenoeg werd opgeheven. Maar ook de muzikale component voor elke opera een eigen
dirigent met een eigen barokensemble is onveranderd.
Desondanks vertonen de samenstellende opera's van het Monteverdi-drieluik bijna nog meer verschillen dan
overeenkomsten.
Audi heeft in L'Orfeo kans gezien de ongereptheid van het drama te bewaren, met behulp van een
drom in natuurtinten uitgedoste herders die, als in een Griekse tragedie, commentaar leveren op de
handeling en tegelijkertijd fungeren als levendig decorstuk, samen met een grote, prachtig
weerspiegelende vijver, een muurtje en een aantal meterslange boomstammen. Orpheus, innemend, maar ietwat
afstandelijk vertolkt door de Engelse tenor Jeremy Ovenden, begeeft zich van opperst geluk naar diepe
smart, en van herderswei naar onderwereld. Van de mythische figuren en gewone mensen die hij ontmoet, is
sopraan Tania Kross de meest hartveroverende, zelfs al brengt zij de fatale tijding van Euridice's dood
over.
Kross oogst opnieuw sympathie in Il ritorno d'Ulisse in patria, ook al heeft zij daar in de rol
van Melanto de kant van de bad guys gekozen. Ulisse, meer dan dertig jaar later gecomponeerd, is
meer dan Orfeo een opera waarin tal van individuele personages in het brandpunt staan. De
voornaamste onder hen zijn Penelope, de trouwe echtgenote, majestueus vertolkt door Patricia Bardon, en
de teruggekeerde Ulisse. Diens vertolker, de tenor Paul Nilon, steekt ongunstig af tegen de rest van het
gezelschap, met zijn naar het brallerige neigende vibrato.
De terughoudendheid van Audi's regie leidt, samen met de kostuums van Jorge Jara en het decor van Michael
Simon, tot een minimale, bijna onderhuidse expressie, die de welsprekendheid van de muziek voortdurend
dient en tot in de kern blootlegt. De muzikale ondersteuning, soms op het summiere af, verscherpt de
concentratie.
Wat dat betreft is L'incoronazione di Poppea, het aandeel van het orkestje daargelaten, iets
minder overtuigend dan in de andere twee opera's, misschien wel omdat Audi's open, terughoudende wijze
van regisseren niet helemaal strookt met de dubbelhartigheid die bijna alle karakters in dit Romeinse
historiestuk kenmerkt. Malena Ernman als Nero, de beeldschone Danielle de Niese als de dito Poppea, de
zoetgevooisde counter Bejun Mehta als Ottone, ze zijn bijna te lief, en al helemaal niet gevaarlijk. De
Nederlandse alt Christianne Stotijn geeft in haar fraaie Monteverdi-debuut als keizerin Ottavia veel
blijk van baroksmaak, maar in haar fortissimo-passages klinken toch wat later eeuwen door, wat ook geldt
voor Anna Maria Panzarella als Drusilla.
De trilogie, die vanaf 15 september nog wordt aangevuld met de voorstelling Madrigalen, bewijst
zich in elk geval als een majestueus operamonument, zowel voor Monteverdi als voor Audi, wiens signatuur
met blote voeten en spectaculaire flambeerkunsten als vaste vingerafdrukken intussen bekend
is, maar allerminst gedateerd aandoet.
© Frits van der Waa 2007