de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 18 oktober 2007 (pagina K18)
Muzikale driftbui als hoogtepunt
Francesco Conti: David. Il Complesso Barocco o.l.v. Alan Curtis. Virgin.
In het lange bijbelverhaal over David en Saul neemt de muziek een belangrijke, maar desondanks bescheiden
plaats in. David kalmeert de depressieve Saul met zijn citerspel, maar Saul smijt hem op een dag een
speer naar het hoofd. Hoewel die zijn doel mist, is de rol van David als muzikant daarmee wel uitgespeeld.
Misschien is het omdat de muziek faalt in haar rol als vertrooster, maar onder componisten is het
muzikantendom van David niet echt een populair gegeven. Eigenlijk geniet alleen het oratorium Saul
van Händel enige bekendheid. Dankzij dirigent Alan Curtis krijgt Händel nu een goede concurrent
in de gedaante van zijn tijdgenoot Francesco Conti, die in 1724 een oratorium David schreef.
De scène met de muzikale driftbui is uiteraard het hoogtepunt, en verder wordt er vooral veel
uitgeweid over de jaloezie, het gekonkel en andere narigheid aan Sauls vorstenhof. Maakt niet uit, want
Conti stuwt alles voort met opwindende recitatieven en superbe muziek, die zelfs de breedvoerigste
tirade opwindend maakt. Kostelijk is bijvoorbeeld een aria over de vleierij, met fantastisch
accompagnement van een pluimstrijkende viool. Maar de fascinatie komt evenzeer op het conto van de
eminente zeskoppige cast. Marijana Mijanovic overtuigt als David, met haar donkere alt die bijna als een
countertenor klinkt. Furio Zanasi is een sterke Saul, en Birgitte Christensen een ontroerende Jonathan.
Het levendige spel van Curtis' Il Complesso Barocco doet de rest.
Amor Sacro: Vivaldi-motetten. Simone Kermes & Venice Baroque Orchestra o.l.v. Andrea Marcon. Archiv.
De Duitse sopraan Simone Kermes, tevens te horen in David als diens echtgenote Mical, heeft al een
stevige discografie op haar naam, maar is pas dit jaar aan haar eerste solo-cd toegekomen. De keus voor
vier motetten van Vivaldi levert een spectaculaire cd op. 'De Vier Jaargetijden voor stem' beweert het
hoesje, maar dat is wat zwak uitgedrukt voor de spirituele stormen en zoetgevooisde zielenrust die
Vivaldi hiermee in muziek gevat heeft. Kermes is grandioos, met haar ranke maar kernachtige timbre, haar
schijnbaar ademloze coloraturen en haar vermogen iedere noot op de kop te treffen. Andrea Marcon en zijn
Venetiaanse barokorkestje kietelen de onderrug, en knetteren dat het een lieve lust is.
Nicola Porpora: Notturni per i defunti. Monica Piccinini, Romina Basso, e.a. o.l.v. Stefano Demicheli. Fuga Libera.
De requiemmuziek van Nicola Porpora, een tijdgenoot van Conti en Vivaldi, is minder opzienbarend, maar
bevat op de keper beschouwd ook veel schoons. Dat zit hem wel eerder in de subtiele schakering en de
onverwachte wending. Ook hier zijn zangeressen aan het werk wier tonen recht van het middenoor naar
het middenrif gaan. De twee Sinfonie van de erg onbekende Nicola Firenze zijn goed voor de
afwisseling, en voor een verrassend aandeel van een solo-cello in de tweede.
Johann Ludwig Bach: Das ist meine Freude (motetten). Ex Tempore Gent, Orpheon Consort o.l.v. Florian Heyerick.
Op het eerste gehoor zijn de motetten van Johann Ludwig Bach veelbelovend, met hun dubbelkorige opzet
en hun fraaie harmonische lay-out. Maar al snel wordt het wat saai, ook door de wat timide
zangkunsten van van Ex Tempore Gent. Johann Ludwig werd door zijn verre neef niettemin hooggeschat. Je
hoort op deze cd in elk geval dat de beroemde Bach zijn eigen motetmuziek niet helemaal van een vreemde
had, al mist de brave Johann Ludwig de vonk en bovenal de veelzijdigheid van het genie.
© Frits van der Waa 2007