de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 oktober 2007 (pagina 13)
Waardering voor genie Badings
ROTTERDAM -
'Mijn moeder wist na jaren nog precies te vertellen welke bakker en welke boekhandel er fout waren in
de oorlog, maar over Badings heeft ze nooit een kwaad woord gesproken,' meldt dirigent Ed Spanjaard. 'Het
is duidelijk dat Badings keuzes heeft gemaakt die niet voor hem pleiten', vindt Frits Zwart, directeur
van het Nederlands Muziek Instituut, 'maar ik denk dat het tijd is om een streep te zetten onder de
periode '40-'45.' En musicoloog Leo Samama herinnert zich Henk Badings als 'een scherpzinnige man, met
ergens een sluier ervoor, die het gevoel gaf dat hij niet voldoende erkenning had gekregen voor wat hij
allemaal gedaan had.'
Er valt heel wat te relativeren tijdens het seminar Licht op Badings, dat onderdeel uitmaakt van
het gelijknamige festival in Rotterdam. Badings (1907-1987) bleef tijdens de oorlog werkzaam als
componist en als bestuurder, kreeg daarvoor na de oorlog een genuanceerd vonnis en dito straf opgelegd,
waarna hij niettemin zijn leven lang door velen met de nek werd aangezien. Goede bedoelingen waren hem
niet vreemd, een zekere ijdelheid en opportunisme evenmin, blijkt tijdens het seminar. Badings was
typisch een figuur die niet in zwart-wit termen te beoordelen is over de omstandigheden in het
muziekleven tijdens de bezetting, en zelfs over de meningsvorming tijdens de zestig jaar daarna valt
veel relativerends te zeggen.
Dat Badings een componist van formaat was, daar zijn alle sprekers het over eens. En dat zijn muziek
nu niet erg vaak meer gespeeld wordt heeft anno 2007 weinig of niets meer te maken met het verleden, want
dat lot deelt ze met de veel onkreukbaardere oeuvres van tijdgenoten als Willem Pijper en Matthijs
Vermeulen.
Tijdens Licht op Badings wordt er een eigenlijk maar een tipje van de sluier van Badings' muziek
opgelicht, omdat van zijn meer dan zevenhonderd composities vanzelfsprekend maar een beperkt aantal tot
klinken kan komen. Dat lukt zelfs niet geheel ongehinderd. In de Sint-Laurenskerk gaan tijdens een
orgelconcert de voorbereidingen voor een diner gewoon door, zodat de zachtere gedeeltes van werken als
Passacaglia Piccola worden begeleid door gekletter van messen en stoelen. Badings' orgelcomposities
kenmerken zich door bondigheid, veelzijdigheid, speelsheid en dikwijls wat weerbarstige harmonieën.
In de hal van de Doelen is ook wat achtergrondrumoer, maar daar zijn de orkesten van Codarts (ofwel het
Rotterdams Conservatorium) wel tegen opgewassen. De Serenade voor strijkers, het Concert voor
cello en blaasorkest en het Tromboneconcert maken desondanks een niet erg florissante indruk,
maar dat ligt eerder aan de niet erg verfijnde instrumentatie en de nogal grauwe achttonige toonladders
waarvan Badings een gretig gebruiker was.
Opwindender is de Symphonische triptiek uit 1968, uitgevoerd door het Rotterdams Philharmonisch
Orkest onder Spanjaard. Badings lijkt hier inspiratie geput te hebben uit zijn ervaringen in de
elektronische studio. Smiespelende violen, getokkelde glissandi en duistere klankstapelingen met
gloeiende plekjes vormen een grote spanningsboog, die in elk geval aanmerkelijk boeiender is dan het
flankerende, vele kanten uitschietende Concerto for an odd couple van Marijn Simons. Omgekeerd
verbleekt Badings weer naast het sublieme ballet Jeux van Debussy.
De instigator van het festival, dirigent Arie van Beek, heeft de mooiste stukken uit Badings' oeuvre voor
zichzelf gereserveerd. Met zijn Orchestre d'Auvergne brengt hij het Altvioolconcert en de
Negende Symfonie, stukken die boeien door hun helderheid, hun dwingende motoriek, felle kleuren
en de afwezigheid van oubollige elementen. Het zou natuurlijk kunnen komen doordat het niveau van het
Franse kamerorkest alles slaat wat er op dit gebied in Nederland te koop is, maar deze twee composities
geven vooralsnog alle reden om bij de ondertitel van het festival (Verwaarloosd genie?) het
vraagteken te schrappen.
© Frits van der Waa 2007