de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 december 2007 (pagina 15)
Van de Putte heeft een antenne voor de nacht
Wallin, Schönberg, Abrahamsen en Van de Putte. Schönberg Ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw.
Muziekgebouw Amsterdam (20/12). Radio 4: 26 december, 20.03 uur.
Niemand ontkent het belang van de intuïtie voor het componeren, maar het heeft er lang op geleken
dat verstand en rekenwerk de boventoon moesten voeren. Het kan verkeren. Bij het jongste programma van
het Schönberg Ensemble stonden de innerlijke antenne en het Fingerspitzengefühl
helemaal in het middelpunt.
Dat kreeg het veelzeggendst zijn beslag in de bewerking die de Deen Hans Abrahamsen vorig jaar maakte van
Schönbergs Vier Lieder opus 2 uit 1899. De hyperromantische toonzettingen van gedichten van
onder andere Richard Dehmel krijgen van Abrahamsen een inkleuring die vooral lieflijk en versmolten is.
Bijna attaqueloze timbres van een harmonium, blazers en celesta geven de klank een bijna zwoele
lichtheid. De sopraan Barbara Hannigan droeg er het hare aan bij, met haar ranke, uiterst expressieve
stemgeluid. Voor het Schönberg Ensemble, dat het werk van zijn naamgever hoog heeft zitten, is dit
een waardevolle toevoeging aan het repertoire.
Van Abrahamsen zelf ging Schnee, een studie in ijle, efemere klanken die met tinkeltjes en
klok-achtige mengsels de titel alle eer aandoet. Boyl van de Noor Rolf Wallin bleek welhaast het
tegendeel, met zijn ongrijpbare klankmassa's. De titel verwijst dan ook naar het kookpunt waarop de
muziek zich bijna steeds afspeelt.
Maar het indringendste werk op het programma was de eerste volledige uitvoering van Jan van de Puttes
Umo Só Divina Linha, op teksten van Fernando Pessoa. Van de Putte is een componist van de
lange adem. In de eerste tien minuten van het werk onderstreept hij dat door het ensemble vrijwel
uitsluitend zuchtende, sissende, raspende en ruisende geluiden te laten voortbrengen eerst alleen
met de mond, later ook met behulp van hun instrumenten. In de tekst is sprake van een 'stem zonder mond'.
Soliste Hannigan vervulde bij wijlen de rol van 'mond zonder stem'.
Ook in de daaropvolgende twintig minuten, een ode aan de nacht, toont Van de Putte zijn verbazende
vermogen om de wortel te trekken uit de klank, en die op telkens andere manieren te laten uitbotten in
flageoletten en klanksluiers. Hij bouwt een immense spanning op, waarbij haast ongemerkt een kantelpunt
wordt bereikt. Ook hier was Hannigan weer groots. Tegelijkertijd voegde ze zich als medemuzikant in het
ensemble, dat onder Reinbert de Leeuw het werk van de kleurmeester Van de Putte met adembenemende
precisie in de kern wist te raken.
© Frits van der Waa 2007