de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 januari 2008 (pagina 15)
Janácek op zijn best: dieren en klankmengsels
Janácek door Cappella Amsterdam en Schönberg Ensemble o.l.v. James Wood. 15 januari,
Muziekgebouw, Amsterdam. Radio 4: 24/1, 20.00 uur.
Hoe vitaal een componist op zijn oude dag nog kan klinken of beter nog: klinkt was dinsdag
te horen bij het laatste deel van een Janácek-drieluik, waarvoor een aantal Nederlandse ensembles
samenwerken. Het is geen jubeljaar voor de Tsjech Leos Janácek (1854-1928), dus de onderneming is
uitsluitend ingegeven door liefde voor het bijzondere werk van deze componist.
Het vocale element is een belangrijke factor in Janáceks muziek. Vier van zijn negen opera's worden
met enige regelmaat opgevoerd, maar zijn koormuziek is veel minder vaak te horen. Cappella Amsterdam deed
daar wat aan, met hulp van de musici van het Schönberg Ensemble. De werken uit het eerste deel van
het programma deden nog betrekkelijk ordentelijk aan. Dat gold vooral voor de bewerkingen die
Janácek maakte van een aantal Moravische liederen van Dvorák. Maar in Vicí
stopa, een minidrama over een weerwolf, brak de typische Janácek-stijl met zijn korte,
lapidaire motieven al door. Sopraan Åsa Olsson en de Cappella-dames werden gedragen door het
zelfverzekerde spel van pianiste Pauline Post, die als instrumentaal intermezzo het beeldende In de
mist voordroeg. In de Treurzang op de dood van mijn dochter Olga met tenor Kevin Doss als
voorzanger, wisselen weemoedige en troostrijke klanken elkaar af.
Dieren spelen een voorname rol bij Janácek (wat zijn ultieme belichaming krijgt in de opera
Het sluwe vosje). Dit programma bood een eend, een duif, en vervolgens in Rikadla een mol,
een hamster, een paard, een spin, een hond, alsmede diverse koeien en geiten, die onder aanvoering van
dirigent James Wood allemaal in een rotvaart langs renden, want de lengte van die achttien bakerrijmpjes
laat zich eerder in seconden dan in minuten uitdrukken. Hier is Janácek op zijn best: de muziek
bevat geen dierenimitaties, maar wel fascinerende klankmengsels en wonderlijke weefsels die uit minieme
bouwsteentjes bestaan.
Cappella Amsterdam, dat veerkrachtiger klinkt dan ooit, besloot het concert op ingekeerdere toon met een
Ave Maria en een Onze Vader, waarin de devotie allesbehalve een doorsneekarakter heeft.
Harmonium en harp zorgden in het laatste werk voor zonderlinge timbreversmeltingen die voorbodes lijken
van de eigenzinnige, hoekige klanken die de componist later met groot meesterschap aaneen zou smeden.
© Frits van der Waa 2008