de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 januari 2008 (pagina 10)
Een geniaal anti-sprookje
Snow White, van Micha Hamel. De Nationale Reisopera o.l.v. Marcel Sijm en Ed Spanjaard. 19 januari,
Twentse Schouwburg, Enschede. Herh. tot 12/2 (zie www.reisopera.nl). Radio 4: 9/2, 19.00 uur.
Sneeuwwitje wordt aan het spit geregen, maar uiteindelijk overleeft ze de 'tragische operette' die
componist Micha Hamel aan haar gewijd heeft. Prins Paul sterft een roemloze dood. De aanvoerder van de
zeven glazenwassers die hier in de plaats treden van de dwergen overleeft het evenmin; hij wordt na een
schijnproces door zijn collega's opgehangen.
Niks voor tere zielen, zou je zeggen, maar dit anti-sprookje wemelt van zulke oneerbiedigheden en is mede
daardoor een even bont en als verwarrend en af en toe navrant schouwspel. Desondanks viert de kolder
hoogtij, zoals het hoort in een operette.
Snow White is opus 34 in het oeuvre van de 37-jarige Hamel, maar het is zijn eerste
muziektheaterwerk. Je mag hopen dat het niet zijn laatste is, want de voorstelling is op het geniale af
briljant. Natuurlijk krijgt hij stevige ruggesteun van de prima equipe aan kostuum-, decor- en
lichtontwerpers, zangers en musici, die de Nationale Reisopera bijeen heeft gebracht. Maar dat het
vliegwieltje dat in de eerste akte in gang wordt gezet drie uur blijft draaien, is allereerst de verdienste
van de componist die tevens zijn eigen libretto vervaardigde, waarover de geest van de vroeg-postmoderne
Amerikaanse schrijver Donald Barthelme vaardig is geweest.
Niets blijft wat het is in de door Marcel Sijm geënsceneerde voorstelling, behalve misschien de
personages zelf, die zoals het hoort bij een operette de eendimensionaliteit van stripfiguren vertonen.
Alsof ze daaraan willen ontsnappen, verkleden ze zich voortdurend: de kroon daarbij spant Joseph
Schlesinger, die als prins Paul op zoek naar identiteit achtereenvolgens verschijnt als skië,
cricketer, Sherlock Holmes, monnik en Rambo. Het geestige is dat zijn muziek mee verkleurt, maar toch
die zweem van neobarok blijft houden die het weke stemtype van Schlesinger aankleeft.
Sneller en vaker nog dan de personages wisselt de muziek van gewaad. Hamel zinspeelt dat het een lieve
lust heeft, glipt van het ene idioom in het andere, en blijft toch nergens in pure pastiche of satire
steken. Zo barsten de zeven glazenwassers menigmaal uit in gezang dat doet denken aan barbershop,
hillbilly of ander musicaleske genres. Maar nog voor je de klanken hebt thuisgebracht, is de
muziek al weer ergens anders, in de buurt van Stockhausen of Duke Ellington. Wat blijft is de klank van
dit robuuste mannenseptet.
In Rebecca von Lipinski heeft Hamel een titelrolvertolkster die fysiek en vocaal van het juiste formaat
is. De gifmengende tienerdochter Jane (Frances Bourne) en haar belager Hogo (Michael Kraus) doen
daarnaast belangrijke duiten in het zakje. Bescheiden maar betekenisvol is het koor, dat van tijd tot
tijd het toneel opwandelt om de handeling van voetnoten of enquêteformulieren te voorzien, nu eens
in McDonald's-outfit, dan weer in kartonnen voorhangkostuums.
De hele santenkraam speelt zich af op een betrekkelijk klein en listig in compartimenten verdeeld
speelvlak. Van het plafond dalen allerlei beeldschone waren neer zoals glimbollen en een watergordijn
van kralen. In de bak speelt het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard enthousiast kreunend en
tetterend voor kameleonorkest. En Walt Disney ontbreekt evenmin als de president van de Verenigde
Staten, waar deze operette met zijn internationale allure toch minstens één opvoering, en
verder een lang en gelukkig leven verdient.
© Frits van der Waa 2008