de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 juni 2008 (pagina K16)
Feldman in bibbervrije streken
Morton Feldman: The Viola in my Life. Marek Konstantynowicz, Cikada Ensemble, Norwegian Radio Orchestra
o.l.v. Christian Eggen. ECM.
Dwingende lispelingen met een organische kracht die doet denken aan de beweeglijke onbeweeglijkheid
van zoiets imposants en ijzigs als een gletsjer en zoiets ijls en fragiels als een spinnenweb. Dat zijn
de paradoxen in de muziek van de Amerikaanse componist Morton Feldman (1926-1987). Het Noorse Cikada
Ensemble heeft daar de juiste voelsprieten voor, zo is te horen op de ECM-cd die gewijd is aan een
van de sleutelwerken in Feldmans oeuvre, The Viola in my Life, dat hij schreef in 1970-71.
Het werk heeft vier delen die zelden of nooit tezamen in de concertzaal te horen zijn, omdat de
bezetting reikt van een simpel duo tot een compleet orkest. De geluidstechnici zijn erin geslaagd
alle delen dezelfde intieme ambiance te geven. Weliswaar helpt Feldman daarbij een handje door
het orkest in het slotdeel dezelfde wonderlijke, niet van hun plaats komende klanken toe te
bedelen. Toch is ook dat betrekkelijk: de lichte tempoversnelling aan het slot van het eerste
deel lijkt in deze context een aardverschuiving, en het karige derde deel, waarin het discours
welhaast wordt gereduceerd tot een vermoeden van muziek, heeft met een lengte van vijf minuten
de grootsheid van een heus Largo. Zo bezien is The Viola in my Life een complete symfonie.
De Poolse altviolist Marek Konstantynowicz penseelt Feldmans lijnen uit in lange, bibbervrije streken,
beurtelings warm en koel, maar steeds poëtisch.
Béton Armé: chamber music by Iannis Xenakis. Duo 7090 e.a. BVHaast.
In de jaren zestig en zeventig gold de muziek van Iannis Xenakis als het geavanceerdste product van
de eigentijdse-muziekcultuur: de oorspronkelijk als architect opgeleide componist liet wiskundige
modellen en waarschijnlijkheidsleer los op het muzikale materiaal, en alleen dat al maakte flink indruk.
Ook na dertig jaar is het nog steeds flinke hardcore: bars, onverzettelijk, oorpriemend en bij
oppervlakkige beluistering doodgewoon afstotelijk. Strijkers roepen bij Xenakis in herinnering dat
snaren vroeger van kattendarmen gemaakt werden. Een trombone klinkt bij hem al even beestachtig.
Zijn pianomuziek heeft de textuur van een spijkerbed. Het duo 7090, bestaand uit pianiste Nora
Mulder en violist Bas Wiegers, heeft zijn Xenakis-cd dan niet voor niets de titel Gewapend beton
meegegeven.
Geholpen door enige medemusici onthullen ze dat er onder de bitse buitenkant toch een visionaire
exploratie van de muzikale ruimte schuilgaat. Voor deze stukken, met titels als Evryali, Mikka,
Keren, Ikhoor en Dikhtas is de term kamermuziek dan ook nauwelijks op zijn plaats,
ondanks de spaarzame bezettingen. De opname is wat dor, maar werkt goed op het verlangde, wat luidere
afspeelniveau. Minpuntje is de nogal lorrige informatievoorziening op zowel cd als bijbehorende website.
Werk van Tan, Takemitsu en Hayashi. Joeri Basjmet, Wu Man, Moscow Soloists. Onyx.
Met het Concert voor strijkorkest en pipa van Tan Dun heeft het Moskous Kamerorkest een sterke
troef in handen. Een pipa is een Chinese luit, die ongeveer klinkt als een eiersnijder, maar dan wel
een die gebouwd is door Stradivarius. En Wu Man is om in die termen te blijven de Janine Jansen van
de pipa. Tan Dun weet in dit werk het spektakel van de Peking Opera te rijmen met flarden uit een
preludium van Bach, en het orkest mag meeroepen.
Minder gerijmd is de combinatie met de goedgemaakte, maar wat lievige strijkorkestmuziek van Toru
Takemitsu en het nog wat gemoedelijker werk van Hikaru Hayashi. China en Japan moet je duidelijk niet
op één hoop gooien.
© Frits van der Waa 2008