de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 juli 2008 (pagina 12)
Feeëriek gefezel en een macho-harp
AMSTERDAM - Op het terras van het Muziekgebouw staan zo'n dertig harpen naast een draaiorgel. Het waait
flink. Dan, opeens, is het net of er een klok begint te slaan: plong, plong. Zo klinkt dus
een harpenorkest. Onder de klanken van Tulpen uit Amsterdam schieten twee toneelspelers tulpen af
uit een met een harp versierde pvc-buis, en volgen er toespraakjes, waarna de schare belangstellenden zich
naar binnen verplaatst. Daar gaat de opening van het Internationale Harpfestival verder met een uitvoering
van een Canzona van Giovanni Gabrieli door vier koperblazers, quadrafonisch opgestelde harpen, en
nog meer toespraken.
Harry Borghout, commissaris van de Koningin in Noord-Holland, zegt dat men bij de harp nog altijd denkt
aan 'gefortuneerde dames met lang blond haar', maar dat dat beeld langzaam aan het veranderen is. Dat kan
kloppen, maar dat geldt dan alleen voor het geld en het haar, want bij dit festival blijken mannen veruit
in de minderheid zowel op het podium als bij het publiek.
De Deense groep Harpcore (met twee harpistes) luistert zijn optreden op met beelden van een in de fik
gestoken harp, die heel wat fascinerender zijn dan de wat schamele muziek. Enkele toespraken en vele
knuffels later besluit het concert met een nieuw stuk van Chiel Meijering, Songs of the Witches,
voor veertien harpen, strijkkwartet en sopraan. De harmonische en ritmische stuwkracht van het stuk laat
weinig te wensen over en sopraan Marieke Steenhoek is zichtbaar in haar element met de griezeltremoli
en hekserig hoge noten.
Uit het vervolg van het festival, dat komende woensdag wordt afgesloten met een in alle opzichten
grensoverschrijdend concert, worden twee dingen overduidelijk. Het is nagenoeg onmogelijk om uit een harp
een geluid te krijgen dat niet mooi is. En tegelijkertijd valt het niet mee om er goede muziek voor te
schrijven. Ja, een componist als Claude Debussy wist er wel raad mee. Mindere goden als Arne Werkman,
auteur van nieuw werk voor het Quatuor Harpège, of Konstantia Gourzi, die aan het werk is gegaan
voor de niettemin verbluffende harpiste Lavinia Meijer, blijven steken in geploeter. Om nog maar te
zwijgen van de snuisterijstukjes van componerende harpisten uit het verleden als Henriette Renié en
Marcel Grandjany: zoetekoekmuziek vol arpeggio's en feeëriek gefezel, die overigens fantastisch
wordt uitgevoerd. Want aan de formidabele kwaliteiten van de verschillende concourswinnaressen die hier
optreden hoeft niet te worden getwijfeld.
Met het experimentele werk van de Engelsman Rhodri Davies ligt dat anders. Samen met bassist Peter
Jacquemyn produceert hij een soort klinkend elektronisch schroot dat bij nader inzien uit een liggend
harpje afkomstig is, en inderdaad geen enkele aanspraak meer kan maken op zoiets als schoonheid.
Spannender zijn de improvisaties van Hélène Breschand, die haar elektronisch vervormde
harp bewerkt met een riem, een strijkstok en dempende plakkertjes, maar toch een uitgesproken emotionele
muziektaal hanteert.
De echte verrassingen zitten bij de 'rock stars' onder de harpisten die in het zaterdagavondconcert
aan bod komen. De Schotse singer-songwriter Maeve Gilchrist is een openbaring, met haar even ongedwongen
als gedisciplineerde combinatie van zang en spel op de grens van volksmuziek en jazz, waarbij de vaste
harpclichés aangenaam afwezig zijn. En daarna overrompelt de Colombiaanse harpist Edmar
Castañeda met het spervuur van noten dat hij oprakelt uit de snaren. Ergens in zijn harp lijkt
een basgitaar verstopt te zitten. De meegebrachte fluitist en slagwerker zijn eigenlijk niet nodig,
want ook als hij soleert ontleedt Castañeda zich als het ware in verschillende muzikanten, die
zorg dragen voor harmonie, melodie en ritmesectie. In zijn handen wordt de harp voor één
keer een macho-instrument; daar zouden die liflafjescomponisten eens naar moeten luisteren.
Wereld Harp Festival, Amsterdam, diverse locaties, t/m 23 juli. www.worldharpcongress.org
© Frits van der Waa 2008