de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 oktober 2008
Vliegende storm met vaste hand Fischer beteugeld
Der Sturm van Frank Martin, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Thierry
Fischer. 11 oktober, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 14/10, 20.00 uur.
'Weest niet bang; dit eiland is vol zoete klank en melodie,' zegt Caliban in The Tempest.
Shakespeares toneelstuk wemelt van dergelijke toespelingen, die dan ook door veel componisten en musici
zijn verklankt, van Sibelius en Tsjaikovski tot Marianne Faithfull en Pete Seeger.
De Zwitserse componist Frank Martin (1899-1974), die zich op zijn 50ste in Amsterdam vestigde en dus ook
een beetje geldt als Nederlandse componist, was zozeer gegrepen door The Tempest, dat hij er een
complete opera aan wijdde. De concertante uitvoering in de afgelopen ZaterdagMatinee zorgde voor menige
verrassing. Martin geldt toch vooral als ernstige componist van doorwrochte werken, waaronder
verscheidene religieuze, en als een scherpe geest, die invloeden van Bach, Schönberg en Debussy
onder één muzikale noemer wist te brengen. Die elementen van zijn persoonlijkheid zijn
in Der Sturm, die hij voltooide in 1955, wel degelijk aanwezig. Maar er is meer.
Omdat Martin Shakespeare vrijwel onbekort volgt (zij het in Duitse vertaling) traden er twaalf vocalisten
aan bij het Radio Filharmonisch Orkest. En dan zaten er in de champagnebar nog een mini-orkest en een
koor verstopt, die als Fernorchester zorg droegen voor de uit de verte aanwaaiende muziek van de
luchtgeest Ariel. Dat waren vanzelfsprekend de 'muzieken' waar Caliban op doelde, en Martin heeft
hier dan ook al zijn kleurkunsten op losgelaten: klavecimbel, glockenspiel en fluiten zorgden voor een
bovenaards aura.
Dirigent Thierry Fischer liet al meteen horen wat hij waard is tijdens de verklanking van de vliegende
storm, waarmee het stuk opent, en die hij met vaste hand opzweepte en beteugelde. De lotgevallen van de
Milanese en Napolitaanse edelen die beland zijn op het tovereiland van Prospero en zijn dochter Miranda
ontrollen zich vervolgens op welluidende en veelzijdige, maar muzikaal niet heel coherente manier, omdat
de componist de oorspronkelijke tekst zo hoog had zitten. In de tweede akte, waarin verwarring en
dronkenschap heersen, komt opeens een heel andere Martin om de hoek kijken, die flirtte met Weill en
Gershwin, en zelfs met big band-jazz, wat voor het begin van de jaren vijftig uiteraard bijzonder bij
de tijd was. In de laatste akte komt alles op zijn pootjes terecht, ook in muzikaal opzicht. Martin
blijft een meester van inventie en verfijning, wat voor stijl hij ook hanteert. Geen componist is
zo behendig in het op ongewone wijze combineren van gewone drieklanken.
Onder de vele solisten sprong tenor Simon O'Neill er erg uit, met zijn schitterende, maar overluide
bijdrage. Christine Buffle (Miranda) charmeerde als enige vrouw. En het trio Caliban, Trinculo en
Stephano (Dennis Wilgenhof, Roman Sadnik en André Morsch) scoorde op het punt van komische
kracht. Maar de onbetwiste vocale vorst in dit gezelschap was bas Robert Holl, die de alomtegenwoordige
Prospero op majestueuze wijze bezieling inzong.
© Frits van der Waa 2008