de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 november 2008 (pagina 10)
Sjostakovitsj junior maakt indruk met de Zestiende
Sjostakovitsj, door het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Maxim Sjostakovitsj. In De Doelen
Rotterdam, 31/10.
Kaal en karig is de muziek waarmee Dmitri Sjostakovitsj in zijn laatste levensjaar tien gedichten van
Michelangelo Buonarroti heeft verklankt. Oorspronkelijk schreef hij de muziek voor bas en piano, maar
hij maakte al snel een orkestversie, die hij zelf niet meer heeft kunnen horen. Zijn zoon Maxim
dirigeerde op 12 december 1975 de eerste uitvoering in het Moskouse conservatorium.
Diezelfde Maxim Sjostakovitsj, inmiddels 70 jaar oud, leidde vrijdag het Rotterdams Philharmonisch
Orkest in datzelfde werk, kortweg de Michelangelo-suite genoemd, maar door de componist zelf naar
verluidt beschouwd werd als zijn Zestiende Symfonie.
Hoewel Sjostakovitsj junior niet zo'n genie is als zijn vader, wiens werk hij wereldwijd verdedigt, is
hij een gedegen stokvoerder. Het Rotterdamse publiek, dat met de diepkervende vertolkingen van Valeri
Gergjev misschien wel erg verwend is, juichte de dirigent van harte toe. En met reden. In samenwerking
met bas Vladimir Vaneev beleefde de Michelangelo-suite een uitvoering die lilde van Russische
zwaarmoedigheid, inclusief tonen waarvan de luisteraar niet altijd precies kon vatte welke er bedoeld was,
maar dat kon de sfeer niet drukken. Zelfs het sprankje zonlicht dat aan het eind even mag doorbreken
vergleed al snel naar morose, somberder tinten.
In de ruim twintig jaar eerder gecomponeerde Tiende Symfonie had het orkest beduidend hardere en
vooral heel veel meer noten te kraken, al is het stuk niet eens veel langer. Maxim S. benutte vooral
de onderkant van het dynamische spectrum effectief, met sensitief en uitgebalanceerd werk op de
vierkante millimeter. Maar zodra de muziek luider werd schoot het al snel door naar orkestraal
geweld waarin nauwelijks meer ruimte voor nuancering was. Toch lukte het hem om ondanks de decibels
vervoering teweeg te brengen in het derde deel en in het galopperende vierde deel dat te
zenuwachtig en te snel is om echt opgewekt te zijn de vele contrasten optimaal uit te buiten.
Samen met het RPhO maakte hij er een enerverende uitvoering van.
© Frits van der Waa 2008