de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 31 januari 2009 (pagina 07)
Muziek als houtsneden en textielpatronen
Werk van Takemitsu, Fujikura, Hosokawa en Kondo , Asko/Schönberg Ensemble. 29/1, Muziekgebouw,
Amsterdam.
Met ketsende harptonen en snerpende flageoletten bevestigde het Asko/Schönberg Ensemble donderdag het
beeld van de Japanse muziek dat al een jaar of dertig gemeengoed is. Vergeleken met hun collega's uit
China en andere landen in het Verre Oosten hebben Japanse componisten zich altijd moeiteloos geassimileerd
met de westerse muziek zonder hun identiteit prijs te geven.
Het lichtend voorbeeld is de in 1996 overleden Toru Takemitsu, van wie in dit programma met de speelse
titel Japanse mix twee werken werden uitgevoerd. Zijn Tree line uit 1988 roept door zijn karige
melodielijnen tegen een achtergrond van harmonische wolkenvelden sterke associaties op met Japanse
houtsneden. In het vijf jaar later gecomponeerde Archipelago S. daarentegen overheerst een
sensitieve klankgeving die sterk aan Debussy doet denken. Hoewel de vervloeiende lijnen en harmonieën
sterk versmolten zijn, exploreert Takemitsu hier telkens andere kleuren, wat hij accentueert door de
musici op te delen in drie groepen, waarbij twee klarinetten vanaf de balkons sololijnen toevoegen.
De in 1955 geboren Toshio Hosokawa treedt met zijn Voyage V hoorbaar in Takemitsu's voetsporen.
Soliste Ingrid Geerlings produceert op verschillende dwarsfluiten uiteenlopende tonen en geruisen die
naadloos versmelten met het gegons van tempelschalen.
Een afwijkend geluid komt van Jo Kondo. Als je op zoek gaat naar Japanse voorbeelden komt zijn sterk in
ritmische celletjes geordende muziek nog het meest overeen met Japanse textielpatronen. Het korte
Isthmus is bijna een mechaniekje, met zijn doorgaande puls. In Syzygia daarentegen doen de
over elkaar heen schuivende conglomeraten van tonen en akkoorden nog het meest denken aan de elkaar
omcirkelende elementen van een mobile. Met zijn gedempte klanken is het een introvert, navelstaarderig
stuk, maar Kondo weet in die navel desondanks van alles te ontdekken.
De jongste componist in deze bloemlezing, Dai Fujikura (31) lijkt met zijn Vanishing Point de trend
van de globalisering te volgen; het doet in elk geval minder Japans aan. Het stuk deelt met de andere
werken een uitgebalanceerde, organische opbouw. Of dat nu typisch Japans is, of eerder te maken heeft met
de voorkeuren van dirigent Reinbert de Leeuw blijft een open vraag. Maar het heeft een fraai programma
opgeleverd.
© Frits van der Waa 2009