de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 maart 2009 (pagina K18)
Moederziel alleen, inderdaad
Componisten zijn in het algemeen niet suïcidaal, al is bekend dat Schumann met dit doel in de Rijn
is gesprongen. Hugo Distler stak zijn hoofd in de gasoven om uit handen van de Wehrmacht te blijven
met succes. En dan is er Bernd Alois Zimmermann, die juist wel bij de Wehrmacht diende en zich dertig jaar
later, op 52-jarige leeftijd, een kogel door het hoofd joeg. Vijf dagen daarvoor had hij de laatste maten
van een muziekstuk genoteerd, waarin hij een Bach-citaat opnam, een koraal waarvan de tekst luidt:
Es ist genug.
Zimmermann moet er al jaren over hebben nagedacht. Behalve aan een ongeneeslijke oogkwaal leed hij aan
depressies en slapeloosheid. Het is niet uitgesloten dat zijn ervaringen in de oorlog hij maakte
veldtochten mee naar Frankrijk, Polen en Rusland en viel ten prooi aan een aanval met chemische wapens
daar mede debet aan waren. In de ogen van zijn biografen is de 'innerlijke druk' die al zijn composities
kenmerkt in elk geval mede terug te voeren op zijn oorlogstrauma's.
Zimmermanns is uitgesproken modernistisch, maar toch vonden veel van zijn collega's in de jaren vijftig
dat ze niet helemaal bij de tijd was. Dat was een periode waarin het constructiedenken alle verhalende
en expressieve elementen naar de achtergrond verwees en dat waren nu juist aspecten die Zimmermann
als essentieel beschouwde, ook al bekwaamde hij zich wel degelijk in de actuele seriële technieken.
Inmiddels is duidelijk dat zijn werk de tand des tijds niet zo slecht heeft doorstaan. Ondanks de soms
buitenissige bezettingen die hij voorschreef, verschijnt zijn muziek met enige regelmaat op
concertprogramma's. Ook twee cd's die onlangs vrijwel gelijktijdig zijn uitgebracht getuigen daarvan.
Bij elkaar bevatten ze een representatieve dwarsdoorsnede van zijn oeuvre.
De drie werken die door het WDR Orchester Köln zijn opgenomen voor ECM omspannen een periode van
twintig jaar, van het Vioolconcert dat de 32-jarige Zimmermann in 1950 schreef tot dat laatste werk
dat hij, gewetensvol, voltooide voor hij de hand aan zichzelf sloeg. De stilistische kloof ertussen is
enorm: het Vioolconcert is in veel opzichten een traditioneel werk, met een klassieke driedeligheid
en een idioom dat niet al te ver afligt van dat van Hindemith of Bartók.
Toch is de hang naar het ongebreidelde en exuberante die later bij Zimmermann zo manifest wordt al
herkenbaar: de violist (Thomas Zehetmair) raakt op een gegeven moment bekneld tussen de piano en de
lage strijkers, ritmes hebben de neiging om uit het gelid te gaan lopen, en de ietwat classicistische
stijl wordt doorbroken met uitstapjes naar amusementsmuziek, terwijl in de orkestmuziek ook de melodie
van het Dies Irae verborgen zit.
Radicaler is het Canto di speranza, dat Zimmermann oorspronkelijk in 1952 componeerde als een
celloconcert, maar vijf jaar daarna omwerkte tot een eendelig stuk voor cello en en een klein orkest.
Thomas Demenga slaat zich elegant door de verdraaid lastige solopartij heen, en ontfutselt de nu serieel
getinte noten de benodigde lyriek. Uitgespaarde bastonen stuwen de openingspassage voort, na een opmars
van gestoten, felle figuurtjes belandt de muziek in een oase van trillers en flageoletten, waarna ze
via een maanziek dansje weer terugkeert naar haar uitgangspunt. In dit toegankelijke werk lijkt
Zimmermanns persoonlijkheid zich te weerspiegelen: een karakter dat sterk geneigd is tot somberheid, maar
niet gespeend is van optimisme en esprit. De katholieke Zimmermann was geneigd tot ascese, maar had ook
een andere kant. 'Bazi', zoals hij door sommigen werd aangeduid, was bijvoorbeeld een enthousiast
carnavalsvierder.
In dat laatste werk, Ich wandte mich und sah an alles Unrecht, das geschah unter den Sonne, is
daarvan verdraaid weinig over. Twee sprekers reciteren teksten uit het bijbelboek Prediker en
De gebroeders Karamazov, terzijde gestaan door een baszanger. In de kale, hoekige klankgeving
domineren trombones, elektrische gitaar en slagwerk en klinkt af en toe een huiverakkoord van het orkest.
De noten zijn raak en indringend, vooral wanneer de bas de tekst Weh dem der allein ist! zingt
moederziel alleen, inderdaad.
Taal speelt ook de hoofdrol in het gigantische, een jaar eerder voltooide Requiem für einen jungen
Dichter, waarin Zimmermann met behulp van een spreekstem, een sopraan, een bas, drie koren, een orkest,
een jazzcombo, een orgel en elektronische klanken de halve eeuw die zijn leven tot dan toe omspande ten
grave draagt. Er klinkt een stortvloed aan historische teksten en originele geluidsopnames (van Hitler
tot paus Johannes XXIII en van de Beatles tot Beethoven), de koren produceren een vuurzee aan vocalen
en orkest en in conjunctie met orkest en orgel leidt dat tot een gecontroleerd pandemonium. Het is een
hele prestatie van de technici dat ze dit werk tijdens de live-uitvoering op 23 juni 2005 hebben
omgezet
in een klankbeeld dat je huiskamer voor een uur in een concertzaal verandert. Dat het muziek is die maar
weinigen voor hun genoegen zullen opzetten is iets anders. Zimmermann was er op uit om grootse ideeën
in muziek te vatten, niet om te behagen.
Bernd Alois Zimmermann: Requiem für einen jungen Dichter. Holland Symfonia e.a. o.l.v. Bernhard
Kontarsky. Cybele.
Bernd Alois Zimmermann: Canto di speranza. WDR Sinfonieorchester Köln o.l.v. Heinz Holliger. ECM.
© Frits van der Waa 2009