de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 april 2009
Moeizame ode aan illuster instrument
Bach, Pärt, Wagemans, Honegger en Ravel, door de Radio Kamer Filharmonie o.l.v. Jurjen Hempel.
18 april, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 21/4, 20.00 uur.
Berlioz, Martin, Bernstein, Debussy en Gershwin, door het Residentie Orkest o.l.v. Etienne Siebens.
18 april, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag.
Je kunt je afvragen hoe het komt dat de saxofoon nooit echt een volwaardig lid van het symfonieorkest is
geworden. Want het is toch een illuster instrument, met zijn kameleontische timbre dat reikt van
fleemzacht fluitgeluid tot rauwe scheurklank.
Aan het genie van Adolphe Sax, die het instrument in 1841
uitvond, wordt in kringen van harmonieorkesten en jazzensembles niet getwijfeld. En aan de conservatoria
en de orkesten eigenlijk ook niet. Alleen die componisten, die laten en lieten het nogal eens afweten.
Toevallig probeerden twee verschillende orkesten daar dit weekeind wat tegen te doen.
Bij de Radio Kamer Filharmonie was het vermaarde Raschèr Saxophone Quartet te gast. Het viertal
bracht het acht jaar
oude Concertino van Peter-Jan Wagemans tot klinken.
Het stuk sloot goed aan bij het
rondom Bachs muziek gegroepeerde programma. Zeker omdat in het tweede deel een Bach-fuga op losse schroeven
wordt gezet. Die neiging tot hoekjes omslaan is kenmerkend voor het hele Concertino, en niet de beste
eigenschap van het werk. Veel beter zijn de verrassende klankkleuren die Wagemans oprakelt uit het
orkest, en die tegelijkertijd het excellente solistenkwartet een beetje naar de achtergrond dringen.
Als orkestraal wonderwerker werd Wagemans voorbijgestreefd door Ravel, wiens Le Tombeau de Couperin een
briljante uitvoering beleefd onder dirigent Jurjen Hempel, die ook van Honeggers weinig courante Tweede
Symfonie een gebeurtenis maakte.
Bij het Residentie Orkest was het eigenlijk ook meer het orkest dat hoge ogen gooide, hoewel het
programma meer beloofde, gezien de titel Sax Appeal - een woordspeling die verboden
zou moeten worden. Het was veelzeggend dat het stuk waarin de eminente saxofonist Solist Arno Bornkamp
het gewichtigste en indrukwekkendste aandeel leverde, Trois Danses van Frank Martin, een omwerking van
een voor hobo gecomponeerd stuk is.
Te midden van dwarse ritmes en licht schurende samenklanken uit het
orkest en een beetje tegengas van harpiste Danielle Riegel maakte Bornkamp indruk met zijn alle kanten
uitschietende sopraansax, waarmee hij zelfs de oorspronkelijke hoboklank bij wijlen dicht benaderde.
Voor Debussy had de sax niet erg veel 'appeal', en dat is te horen in zijn Rapsodie, al speelden de
beperkte vaardigheden van zijn opdrachtgeefster, de vermogende Amerikaanse amateursaxofoniste Elisa
Hall zeker ook een rol.
Ook in de overige onderdelen van het programma, een bewerkt koorwerkje van Berlioz met een sax in de
baspartij, Gershwins An American in Paris en zelfs in Prelude, Fugue and Riffs van Bernstein, met een
compleet saxsextet, kwam het instrument niet zo mooi in het zonnetje te staan als je zou verwachten, en
leverde het Residentie Orkest de echte gloed, vooral door in de beide Amerikaanse stukken een opzwepende
bigbandsound neer te zetten.
© Frits van der Waa 2009