Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 april 2010

Fray kleurt Beethoven met geestdrift en doseerkunst

Beethoven en Schubert, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Kurt Masur. 28 april, Concertgebouw, Amsterdam.

Musici die in staat zijn nieuwe doorkijkjes te scheppen in een traject dat veel luisteraars al vaak hebben afgelegd, zijn zelfs in het Concertgebouw niet elke dag te gast. De Franse pianist David Fray is zo'n muzikant. Hij is nog maar 28, maar heeft een glorieuze staat van dienst, en is even goed thuis in Bach als in Boulez. Met zijn Amsterdamse optreden – zijn debuut bij het Koninklijk Concertgebouworkest – laat hij horen dat ook Beethoven in dat rijtje past.

Maar nog voor Fray zijn eerste noten in Beethovens Derde pianoconcert had ingezet, zinderde het al in het orkest. Scherpe dialogen en mini-spanningsboogjes, snel wisselen tussen uiteenlopende sferen, spanning zonder chaos: de orkestleden zaten op het puntje van hun stoel. Dat was mede het werk van de Duitse dirigent Kurt Masur, die zijn staat van dienst zeker niet alleen te danken heeft aan het feit dat hij ruim een halve eeuw ouder is dan Fray.

Masur, lang de centrale figuur in Leipzig, heeft zich na de Wende, waarbij hij een verdienstelijke rol speelde, vooral internationaal gemanifesteerd, als chefdirigent in New York, Parijs en Londen. Sinds een paar jaar heeft hij geen vaste betrekking meer.

Toch waren het vooral de geestdrift én de doseerkunst van Fray die in Beethovens repertoirestuk afstraalden op het orkest. Fray is een vertolker die niet alleen over het vermogen beschikt om muzikale lagen verschillende tinten te geven en ze zo uit elkaar te houden, maar ook om ze van kleur te laten verschieten en ze zo door elkaar te mengen. Zijn metamorfoseerkunst omvat voorafschaduwingen van de inzet van de dwarsfluit en akkoordbrekingen die rondwolken als toneelmist, maar de hoofdzaak is de glasheldere, soms bijna fortepiano-achtige klank die hij uit de moderne vleugel haalt. Het duidelijk hoorbare geneurie dat hij bij vlagen toevoegt, is een extra laagje dat je maar op de koop toe moet nemen.

In de 'Grote' Symfonie in C presenteert Masur Schubert vooral als voorloper van Mahler en Bruckner, met een robuuste, sterk op contrasten leunende benadering. Hij laat de musici van het KCO versmelten tot een hecht klanklichaam, en beoefent in het slotdeel de koorddanserskunst, maar loopt ook met zulke grote stappen door de plassen, dat het spat.


© Frits van der Waa 2010