de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 juni 2010
Geëxalteerd vibrato doodsteek voor Birtwistle
The Corridor, van Harrison Birtwistle, door Asko/Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw en Pierre Audi. 21/6 Muziekgebouw, Amsterdam.
Zoals veel heldenverhalen heeft de mythe van Orpheus een seksistisch kantje. We weten hoe bedroefd de zanger was nadat hij zijn geliefde Eurydice uit de onderwereld had gehaald maar haar opnieuw verloor, omdat hij onderweg tegen de instructies in toch naar haar omkeek. Maar hoe moet Eurydice zich wel gevoeld hebben, toen ze voor de tweede keer doodging, door toedoen van die oetlul die zich ook nog eens voor eeuwig onsterfelijk maakte?
In de kameropera The Corridor, die de Brit Harrison Birtwistle in 2008 voltooide, wordt die balans hersteld. Het stuk begint op het fatale moment dat Orpheus omkijkt. Anders dan in de mythe krijgen tenor John Graham Hall en sopraan Elizabeth Atherton daarna nog veertig minuten de tijd om van gedachten te wisselen. Dat is tamelijk lang, vooral ook omdat flinke delen van dit duodrama het aanschijn krijgen van een uitzichtloze echtelijke ruzie. Het paar beweegt zich onderwijl op gestileerde wijze in een meterslang gangpad dat is uitgespaard in de zaal van het Muziekgebouw, ondersteund door zes instrumentalisten van Asko/Schönberg.
De spaarzame, wat stekelige noten waarmee Birtwistle dit conflict uitdiept zijn weliswaar flexibel, maar laten als geheel een kille, cerebrale indruk na.
Het geëxalteerde tremorvibrato waarmee Hall elke noot kracht meent te moeten bijzetten, is in The Corridor nog wel te pruimen, maar werkt in het voorafgaande Semper Dowland, semper dolens als een drie kwartier durende doodsteek. Birtwistle zet in dit werk een aantal liederen van John Dowland achter elkaar, voorzien van instrumentale tussenspelen. De noten zijn van Dowland, afgezien van enige deconstructivistische ingrepen aan begin en slot.
Zelfs als je voor lief neemt dat Halls interpretatie stilistisch totaal niet strookt met de vier eeuwen oude muziek (en evenmin met het serene spel van de musici), is zijn benadering dodelijk eenvormig. Goede muziek, foute zanger. En omdat de basis niet in orde is, schiet de theatrale toets waarvan Pierre Audi ook dit gedeelte heeft voorzien, zijn doel volkomen voorbij en gaat opeens heel sterk naar gebakken lucht ruiken.
© Frits van der Waa 2010