de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 juli 2010
Nog ruimschoots voldoende lichtpuntjes bij Brahms
Brahms, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Marin Alsop. 1 juli, Concertgebouw, Amsterdam.
Bij het componeren van Ein deutsches Requiem zal Brahms niet gedacht hebben dat het gebruikt zou worden als opening van een grote reeks zomerconcerten.
Het vervolg van de Robeco-concerten, tot eind augustus, is in het algemeen minder zwaar op de hand dan Brahms' grote troostzang vol Bijbelse bespiegelingen over de dood en biedt bovenal een even gevarieerde als representatieve staalkaart van het muziekleven in binnen- en buitenland. Een rode draad is het werk van Schubert, dat aan bod komt in vijftien concerten, waaronder een minifestival. Dergelijke festivals zijn ook gewijd aan de fortepianist Kristian Bezuidenhout, celliste Quirine Viersen en saxofonist Benjamin Herman. Een keur aan orkesten maakt zijn opwachting, en naast de klassieke muziek is er een ook flink aandeel jazz, pop en wereldmuziek.
De vijf kwartier Brahms waarmee het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor de zomerreeks begonnen, waren fraai maar niet verrassend. Brahms' Requiem, waaraan hij bijna tien jaar werkte, is een muzikaal monument waar misschien meer mos aan kleeft dan de componist zelf in de noten gestopt heeft. Het zou wellicht gebaat zijn bij een schoonmaakbeurt zoals diens Eerste symfonie een paar jaar terug onderging onder handen van de Vlaming Jos van Immerseel en zijn op historische instrumenten spelende orkest Anima Eterna. In de uitvoering van het Radio Filharmonisch overheersten toch weer de donkere, zelfs troebele klanken die bepalend zijn voor veel traditionele Brahmsuitvoeringen. De Amerikaanse dirigente Marin Alsop leidde met vaste hand, maar had bij overgangen en stemmingswisselingen herhaaldelijk last van coördinatieproblemen.
In overige opzichten was het een uitvoering die volkomen recht deed aan zowel de innigheid als de grandeur die Brahms in zijn magnum opus tot uitdrukking brengt. Dat kwam goeddeels op het conto van het Groot Omroepkoor, dat, meer nog dan orkest en solisten, de hoofdrol speelt in het werk. De beide solisten, sopraan Rachel Harnisch en bariton Stephen Powell, leverden voortreffelijk weerwerk, al geeft Brahms ze betrekkelijk weinig te doen. En in het niet atijd even gedifferentieerde orkestmassief dat het fundament vormt van de zeven gloorden nog ruimschoots voldoende lichtpuntjes, met als indringend hoogtepunt het zesde deel waarin het koor de triomf over de dood bezingt.
© Frits van der Waa 2010