de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 augustus 2010
Verrassingen met een barse charme
Moesorgski: Complete Piano Works. Alice Ader. Fuga Libera.
Gezien de immense hoeveelheden wodka die Modest Moesorgski tot zich placht te nemen hij slaagde erin zichzelf binnen een kwart eeuw letterlijk dood te drinken is het niet zo'n wonder dat zijn muzikale nalatenschap een ietwat ongeordende boedel is. Zijn bekende opera Boris Godoenov wordt geflankeerd door zes opera's in verschillende stadia van incompleetheid.
En naast de populaire Schilderijententoonstelling, die beroemd geworden is dankzij de orkestratie van Ravel, maar waarvan veel mensen niet weten dat het eigenlijk een pianocompositie is, is er nog een wat ongeordend stapeltje klaviermuziek. Snippers soms, die desondanks veel minder vaak te horen zijn dan ze verdienen. Want Moesorgski was een genie. De amper twintig pianostukjes die hij in twee perioden van zijn leven omstreeks zijn 20ste en omstreeks zijn 40ste bijeenschreef getuigen om te beginnen van een griezelig goed oor voor de sonoriteiten van het instrument, en verder van een verrassende oorspronkelijkheid.
Waar de muziek aansluit bij de traditie doet ze denken aan Chopin, maar dan zonder opsmuk wat in een iets extremere vorm zelfs satieësk kan aandoen. Maar vooral in de stukken waar Moesorgski het 'eigen' Russisch geluid vindt waar hij naar streefde zitten briljante verrassingen met een barse charme verscholen dikwijls in de schijnbaar onhandige stemvoeringen of octaven die zijn tijdgenoten zo lomp vonden dat ze de componist dilettantisme en gebrek aan vakkennis aanwreven. Niets van waar. Wat Moesorgski hier deed en het zit zelfs al in een vroeg stuk als het Intermezzo in modo classico wijst vooruit naar Stravinsky, Debussy en Sjostakovitsj.
De Franse pianiste Alice Ader, die Moesorgski's ganse piano-output heeft bijeengebracht, verleent de muziek een lovenswaardige stuwkracht en elegantie zonder zichzelf al te zeer op de voorgrond te plaatsen. Voor de Schilderijententoonstelling, die toch nog bijna de helft van de twee cd's beslaat, is dat jammer, want die hebben we wel eens spannender gehoord.
Vierne: Complete Organ Symphonies Vol. 2. Daniel Roth. Aeolus.
De Eglise Saint-Sulpice in Parijs heeft een ietwat verpletterende nagalm, die door de opnametechnici van het Aeolus-label zo goed gevangen is dat de klank van het roemruchte Cavaillé-Coll-orgel zichzelf soms wat overspoelt. Zeker is desondanks dat dit een geëigende omgeving is voor de muziek van Louis Vierne, al was hij er slechts assistent-organist, voor hij overstapte naar de Notre Dame.
De ruggengraat van Viernes oeuvre zijn de zes orgelsymfonieën. Daniel Roth, de huidige organist van Saint-Sulpice, werkt aan een integrale registratie, waarvan nu de tweede aflevering verschenen is. De nummers drie en vier beiden vijfdelig stammen uit 1911 en 1914, maar ademen nog een robuuste 19de-eeuwse geest. De hoekdelen van de Derde hebben soms zelfs iets van een lawine. Maar er schuilt ook veel moois in, dat Roth met veel kleur- en zwelkracht naar voren wordt gebracht. De Vierde is mede dankzij een groter accent op contrapuntiek wat helderder, biedt tussendoor smeuïge melodieën met smiespelende tussenstemmen en besluit zoals het hoort met een magistrale finale.
© Frits van der Waa 2010