Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 september 2010

Kamerkoor blijft zich vernieuwen

Tallis, Wagemans, Nordheim, Hamel, Scelsi en Zebeljan, door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Kaspars Putnins. 23 september, Pieterskerk, Utrecht. Radio 4: 27 oktober, 20.00 uur.

Bliksemflitsen en hemels slagwerk vulden de Utrechtse Pieterskerk toen vijf zangers van het Nederlands Kamerkoor de Lamentations van Thomas Tallis aanhieven. Het natuurgeweld mengde naadloos met het enige oude stuk in het programma, maar sloot ook aan bij de thematiek van de hedendaagse werken die daarop volgden – werken waarin het NKK liet horen dat het er nog steeds in slaagt zichzelf te verjongen en te vernieuwen.

Daarbij hoort ook de benoeming van een nieuwe chef-dirigent, de 30-jarige Risto Joost, een veelbelovende koordirigent uit Estland. Joost treedt pas het komend seizoen in functie, maar is de komende maanden al diverse malen te gast bij het koor, te beginnen in oktober, met een aan Palestrina en Pärt gewijd programma. De connectie met de Baltische koorwereld is de laatste jaren hoe dan ook aanmerkelijk verstevigd. Zo stond het concert van donderdag onder leiding van de Let Kaspars Putnins.

De sombere stemming van het begin werd nog verhevigd in de eerste uitvoering van Peter-Jan Wagemans' Mallarmé-liederen, een toonzetting van onvoltooide fragmenten die de dichter noteerde na de dood van zijn 8-jarige zoontje. Met wrange akkoorden en kwijnende klanken illustreert de componist het onvermogen om de gevoelens van rouw onder woorden te brengen. De acht segmenten zijn kort, dikwijls op het aforistische af, maar besluiten met een wat langer deel vol verschietende harmonieën waarin duidelijk het gebeier van klokken doorklinkt.

Twee ingekeerde stukken van Arne Nordheim en Giacinto Scelsi sloten daarop aan, maar het programma bevatte ook optimistischer geluiden, zoals Lalum lalo, waarin de Servische componiste Isidora Zebeljan een collectie onzinwoorden uit volks- en kinderliedjes heeft getoonzet. Het is een helder en ritmisch prikkelend stuk, waarin de zangers vrijwel steeds eensgezind declameren, zonder dat dit afbreuk doet aan de variëteit.

Het omvangrijkste stuk was het nieuwe Bomen van Micha Hamel, die het koor in elk van de drie delen een andere ruimtelijke opstelling laat innemen. Daarnaast zijn er twee gesproken partijen, vertolkt door alt Marleene Goldstein en tekstdichter Erik Menkveld, wiens nuchtere declamatie prettiger overkwam dan die van de zangeres.

Hamel haalt veel van stal, zodat de eerste twee delen, met hun onalledaagse maar vloeiende klankwemelingen erg bourgondisch aandoen. Pas in het slotdeel, waarin het koor quadrafonisch is opgesteld rondom het publiek, zit zijn inventiviteit zichzelf niet meer in de weg. Maar dan is de natuur ook beteugeld door de techniek en zijn de bomen uit de titel verwerkt tot kozijnen, tafels en vloerdelen.


© Frits van der Waa 2010