de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 november 2010
Solisten kruisen de strijkstokken tijdens de derde Cellobiënnale
'Laat de muziek door je heen gaan', adviseert cellist Örs Kószeghy. Zelf zit hij aan de ene kant van een groot videoscherm, de uit het publiek gerekruteerde 'luchtcellist' aan de andere. Ze kunnen elkaar alleen horen, niet zien. Kószeghy begint te spelen, en de luchtcellist veegt en grabbelt mee.
De een lijkt inderdaad een onzichtbare cello te bespelen, bij de ander ziet het er meer uit als een harp, of zelfs een opgerolde vaatdoek, maar het gaat natuurlijk om de interactie. Want Kószeghy bespeelt zijn publiek, maar laat zich op zijn beurt ook bespelen, wanneer hij vervolgens aan de hand van de opgenomen fragmenten een improvisatie weggeeft.
AirCello is een van de vele charmante randprogramma's die bijdragen aan het succes van de Cellobiënnale, die nu voor de derde keer plaatsvindt in het Muziekgebouw aan 't IJ in Amsterdam. De cellisten die hier rondlopen variëren van heel groot zoals emeritus Anner Bijlsma, Pieter Wispelwey of Natalia Gutman tot heel klein, zoals de ruim 140 cellistjes die zich zaterdagmiddag, vergezeld door vele familieleden, melden bij de grote zaal. Ernst Reijseger, de man die op het Biënnale-affiche zijn cello ondersteboven op een vinger laat balanceren, maakt er met het Mega Kinder Cello Orkest een amusante show van. Want deze dirigent heeft niet alleen een stok, maar ook een cello, en alle cellisten-in-de-dop hoeven hem alleen maar na te doen al bevat het optreden ook een reeks fantastisch sonore akkoorden waarvan de noten op papier staan.
Op datzelfde podium speelt zich negen dagen lang een lange reeks concerten af. Daarnaast is er het Nationaal Cello Concours, waarvan de drie finalisten vrijdag de krachten met elkaar zullen meten. Terugkerend vast onderdeel is Bach & Breakfast, een ontbijt met telkens één van Bachs solosuites, gespeeld door een meestercellist. Het cello-ensemble is een andere rode draad. Van het Letse trio Melo-M tot en met de twaalfkoppige Cellisten der Berliner Philharmoniker, allemaal demonstreren ze de meervoudige mogelijkheden van een koor van cello's.
Hoe saamhorig cellisten ook zijn, toch zijn het bij de concerten de solisten die de toon zetten. Bij het openingsconcert, een Italiaans pretprogramma, kruisen ze zelfs de strijkstokken met elkaar. Zo neemt Monika Leskovar het in een Duo concertante op tegen contrabassist Rick Stotijn een ongelijke strijd, want componist Bottesini was zelf bassist en heeft ervoor gezorgd dat zijn eigen instrument nog net een toontje hoger lijkt komen. Gelijkwaardiger is de rolverdeling in Vivaldi's Concert in g, waarin de cellisten Jean-Guihen Queyras en Giovanni Sollima als haantjes elkaar opjutten in een duet dat voortdurend in een duel verandert en vice versa.
Er klinkt een flinke hoeveelheid premières bij de biënnale. Maar ook de sector met klassieken herbergt verrassingen, zoals het celloconcert van Bernard Romberg, een tijdgenoot van Beethoven. Samen met het Orkest van de Achttiende Eeuw houdt cellist Christophe Coin een warm, maar niet geheel smetteloos pleidooi voor het veeleisende werk.
Beethoven blijkt bij het superieur musicerende Orkest van de Achttiende Eeuw toch weer de topcomponist, met zijn Tripelconcert. Vooral de twinkelende fortepiano van Kristian Bezuidenhout overrompelt, want anders dan de moderne vleugel is die perfect in balans met de viool- en de cellopartij. En in het slotdeel maken de gesoigneerde Queyras en violiste Isabelle Faust er een feest van, dat net als het daaropvolgende applaus geen einde lijkt te nemen.
Amsterdamse Cellobiënale. T/m 13 november.
Radio: Zie www.radio4.nl/nieuws/389.
www.amsterdamsecellobiennale.nl
© Frits van der Waa 2010