de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 februari 2020
Opera Melancholica is vernuftig, maar te ver uitgesmeerd
Opera melancholica; met o.m. The Fall of the House of Usher van Philip Glass, door Opera2Day o.l.v. Serge van Veggel en Carlo Boccadoro. 29/1, Koninklijke Schouwburg, Den Haag. Tournee t/m 19/3.
Midden op het podium prijkt een meer dan manshoge, halfdoorzichtige schedel. Die behoort toe aan Roderick Usher, de hoofdpersoon van Edgar Allan Poe's verhaal The Fall of the House of Usher, waarnaar Philip Glass in 1988 een opera maakte. Het is een duistere en noodlottige vertelling over de laatste telg van een oud geslacht die gebukt gaat onder zenuwzwakte en zwaarmoedigheid.
Roderick krijgt bezoek van een oude vriend, in de opera William geheten, die wordt aangetast door de macabere sfeer die in het huis hangt. Daar waart ook Rodericks zuster Madeline rond. Niet lang daarna sterft ze, waarna ze door de twee mannen wordt opgebaard in een tombe, maar toch niet dood blijkt.
Regisseur Serge van Veggel, die met zijn Opera2Day al een reeks bijzondere producties op zijn naam heeft, ziet dit als een symbolisch, freudiaans gegeven. Roderick, Madeline en William vertegenwoordigen respectievelijk het denken, het voelen en het bewustzijn. Vandaar dat de schedel is omringd door de ronde tribunes van een anatomisch theater niet van het lichaam, maar van de psyche.
Helaas acht Van Veggel het nodig deze visie nader te verklaren en aan de eigenlijke opera, die maar vijf kwartier duurt, maar liefst twee prologen toe te voegen. De eerste bevat fragmenten van Glass-composities en poëtische teksten van scholieren over melancholie. In de tweede laat hij een geneesheer-directeur opdraven die het concept verklaart en in gesprek gaat met het publiek, een vrijwel muziekloos onderdeel dat met een lengte van drie kwartier akelig te lang duurt, al speelt René M. Broeders de rol met flair.
Dan gaat zonder pauze de eigenlijke opera van start, die spannend begint, met een snelle montage van verschillende soorten muziek, uitgevoerd door het New European Ensemble. Spectaculair is dat de speelvloer onder water blijkt te staan en dat Santiago Burgi (Roderick) en Ellen Landa, de danseres die Madeline speelt, daar voortdurend in rondwaden en soms zelfs languit gaan. Drew Santini (William) houdt wat meer afstand. De beide mannen zingen uitstekend, maar nog mooier is de gezongen, onzichtbare en woordeloze bijdrage van sopraan Lucie Chartin als Madeline.
De adaptatie van het verhaal is vernuftig. Naast de door Poe genoemde gitaar komt er een speeldoos aan te pas, waarvan Roderick het geluid niet kan verdragen. Dat is verrassend, maar daarna verzandt de muziek merendeels in de overbekende stoplappen waarop minimalist Glass het patent heeft. Ook de handeling blijft beperkt tot een boel gesop en gesleur door de vijver. Pas tegen de tijd dat de fatale ontknoping zich aankondigt, laat de componist weer merken dat hij wel degelijk over muzikaal theaterbloed beschikt. En met het tafereel dat onthuld wordt wanneer het schedeldak wordt gelicht krijgt de te ver uitgesmeerde voorstelling toch een wondermooi besluit.
© Frits van der Waa 2020