Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 maart 2020

Viviers klankuniversum zindert van intensiteit

Vivier en Namavar, door Slagwerk Den Haag en Asko|Schönberg o.l.v. Bas Wiegers. 29/2, Concertgebouw, Amsterdam.

Aan het eind van zijn veel te korte, 34-jarige leven vond de Canadees Claude Vivier zijn stem als componist en schreef hij een handvol werken van een indringende schoonheid. Vier daarvan, het overgrote deel dus, klonken dit weekeind in de Zaterdagmatinee in het Concertgebouw in Amsterdam, vergezeld van een nagelnieuw werk van Reza Namavar.

Het was het eerste concert waar eigenlijk de twee weken terug overleden Reinbert de Leeuw op de dirigentenbok had moeten staan. Het was ook bij uitstek zijn soort programma: De Leeuw maakte zich al sinds begin jaren negentig sterk voor het werk van Vivier (1948-1983), met de ensembles die intussen zijn gefuseerd tot Asko|Schönberg.

De continuïteit is gewaarborgd, zoveel werd duidelijk uit de geconcentreerde samenwerking van het gezelschap met Bas Wiegers, die De Leeuw zaterdag verving. Wiegers is al tien jaar actief in het hedendaagsemuziekcircuit, maar heeft ook een prima Ravel of Mozart in huis. Als dirigent kan hij zonder blaam in de voetsporen van De Leeuw treden. De leemte die de pionier, smaakmaker en doordrammer De Leeuw nalaat zal evenwel minder makkelijk te vullen zijn.

Viviers Pulau Dewata, een stuk zonder gefixeerde bezetting, werd uitgevoerd door Slagwerk Den Haag, in een bewerking van Arnold Marinissen voor vijf slagwerkers en contrabas. In dit werk klinken duidelijke echo's door van gamelanmuziek, alleen is de structuur veel minder continu: een mozaïek van kleine modules, die toch een organisch geheel vormen. In dit stuk manifesteert zich al Viviers vermogen om tonen zo op elkaar te stapelen dat ze nieuwe timbres vormen. Marinissen realiseert dit onder meer door een ocarina heel hoog gelijk op te laten spelen met de bas.

Viviers klankwereld berust niet alleen op een innerlijk oor, maar ook op wetenschap: hij bekwaamde zich onder meer in het Utrechtse Instituut voor Sonologie in de elektronische muziek en dus ook in de natuurkundige eigenschappen van klanken. Het is nog sterker te horen in Zipangu, waarin hij met slechts dertien strijkers een klankuniversum neerzet dat zindert van intensiteit. Door meer druk op de snaar te zetten metamorfoseren welluidende klanken en melodieën tot schurende en schrapende ruisklanken: daarmee ontstaat een even fascinerend als veranderlijk continuüm van timbres, onder meer gelardeerd met woeste uitbraken van een soloviool.

Statischer is Wo bist du, Licht, een ritualistische compositie met veel tromslagen en rinkels, flarden uit een speech van Martin Luther King en een belangrijke bijdrage van mezzo Barbara Kozelj. Dezelfde sfeer, maar evocatiever en dramatischer, heerst in Lonely Child, dat begint als een slaapliedje, evolueert naar een grote uitbarsting en dan voortschrijdt in grootse tuttiklankblokken, met de ingetogen, maar zo nodig krachtige sopraan van Katrien Baerts als leidraad.

Als pendant van Viviers inmiddels 'klassieke' werk heeft de Nederlandse componist Reza Namavar een nieuw werk geschreven, Tiaré Tahiti. Die titel verwijst naar de gelijknamige bloem, waarvan Namavar de geur in klank heeft proberen te vangen. Dat levert heel veel noten op, waarvan een flink deel klinkt of de componist een werk van Vivaldi door elkaar heeft geklutst. De orkestbehandeling is niettemin overtuigend, zeker op die paar momenten waarop de wemelingen opeens in een samenhangende sluis belanden. Intrigerend is ook dat een brokstuk uit het begin pas in de tweede, veel soberder helft nader wordt uitgewerkt tot een soort van vervreemde filmmuziek. Namavar heeft zeker wat te vertellen, maar zit nog te zeer vastgeklonken aan zijn stijlvoorbeelden.

Asko|Schönberg speelt het stuk van Namavar nog drie keer tot en met 1 mei, samen met ander werk van Vivier. Dan dirigeert Manoj Kamps.

BEREKENDE KLANKEN

Elke muzikale toon bestaat in feite uit een mengsel van harmonische boventonen, die in een vaste rekenkundige verhouding tot elkaar staan (1:2:3:4 enz.). Orgelbouwers kennen dit natuurverschijnsel al eeuwen en stellen hun mixtuurregisters samen uit pijpjes met verschillende boventonen. Klokken en sommige slaginstrumenten danken hun specifieke klank aan het feit dat hun boventonen niet altijd netjes in de reeks passen.

Hedendaagse componisten als Vivier benutten dit verschijnsel door akkoorden op te bouwen met tonen uit het boventoonspectrum. Daarnaast kunnen ze gebruikmaken van een ander natuurlijk gegeven, de (heel zachte) lage en hoge bijklanken die ontstaan wanneer twee tonen samen klinken, en som- en verschiltonen worden genoemd, omdat het hier eenvoudigweg gaat om het optellen en aftrekken van trillingsgetallen.

Zo ontstaan uit de combinatie van rekenkunst en intuïtie totaal nieuwe, ongehoorde timbres. Let ook maar eens op de piccolo's in Ravels Bolero.


© Frits van der Waa 2020