de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 september 2021
Hokjesgeest op het podium, veelzijdig orkestgewaad
Der Zwerg, opera van Zemlinsky, door De Nationale Opera o.l.v. Lorenzo Viotti, regie Nanouk Leopold. 4/9, Nationale Opera & Ballet, Amsterdam. Herh. 8, 12 en 18/9.
De tijden veranderen. Sinds de fabelachtige rol van Peter Dinklage als Tyrion Lannister in Game of Thrones kijken we anders aan tegen mensen met achondroplasie, oftewel dwerggroei. Maar toch. Waar in 1985 de hoofdrolspeler in Zemlinsky's opera Der Zwerg nog met schoentjes aan zijn knieën moest rondschuifelen over het toneel, past anno 2021 een andere benadering. Helaas gaat de enscenering die Nanouk Leopold maakte voor De Nationale Opera gebukt onder hokjesgeest en een paar andere manco's.
Het is pas de tweede maal dat deze opera, die 99 jaar geleden in première ging, in Nederland wordt opgevoerd.*) Dat komt doordat ook het werk zelf met een duur van anderhalf uur een geringe lengte heeft. Paradoxaal genoeg maakt dat het juist heel geschikt voor een door het coronaregime geplaagd operaseizoen. Lorenzo Viotti, die hiermee aantreedt als chef-dirigent van De Nationale Opera, heeft zelf zijn keus laten vallen op het veronachtzaamde meesterwerk, en maakt duidelijk dat het die kwalificatie terdege verdient.
Met soepele hand leidt hij het Nederlands Philharmonisch Orkest door de intens gloeiende, veelzijdige partituur, die nog extra cachet en ruimtelijkheid krijgt doordat het orkest niet in de bak, maar achter op het toneel zit. Helaas is ook het koor, dat in Zemlinsky's oorspronkelijke concept natuurlijk deelnam aan de handeling, daar neergezet, zodat het wat onderbelicht blijft.
De plot van Der Zwerg, gebaseerd op een verhaal van Oscar Wilde, is simpel. De infante (Spaanse prinses) krijgt voor haar verjaardag een dwerg ten geschenke. Het bijzondere is dat hij heel mooi kan zingen, en vooral dat hij nog nooit in een spiegel heeft gekeken, zodat hij zich niet bewust is van zijn eigen mismaaktheid (hij heeft ook nog een bochel). Iedereen laat hem in die waan. Zoals te verwachten, wordt de dwerg verliefd op de prinses zoals het ook te voorzien is dat alles helemaal misloopt wanneer hij toch in een spiegel kijkt.
Zemlinsky heeft deze geschiedenis omkleed met een orkestraal gewaad dat voor 1922 niet ultramodern moet hebben geklonken. Eerst staat de loze schittering van het vorstenhof voorop, dan leiden mysterieuze klanken naar de verschijning van de dwerg, wiens gezang uitbot tot lyrische hoogstandjes, en de instorting krijgt gestalte in een uitbarsting die je rauw op het dak komt vallen.
Alles staat of valt met de kwaliteiten van de hoofdrolzanger, en de Amerikaan Clay Hilley is in dat opzicht subliem, met zijn volstrekt natuurlijke, expressieve tenorgeluid dat geen moment neigt naar gebral. Lenneke Ruiten is bekoorlijk als de infante, maar naast de stralende bijdrage van Annette Dasch als de hofdame Ghita doet haar timbre toch een beetje broos aan.
De benadering van Leopold, die voor het eerst een opera regisseert, doet het werk jammer genoeg geen goed. De kern van het drama is dat de prinses en haar hovelingen vanbuiten mooi, maar vanbinnen lelijk zijn, terwijl dat bij de dwerg precies andersom is. Leopold morrelt aan dat gegeven: de dwerg is bij haar ánders, een buitenstaander. De hovelingen zijn gestoken in onflatteuze roze gewaden en dragen op de getoonde filmbeelden zelfs koppen en pootjes van varkens, terwijl de dwerg daar gehuld gaat in een fraai verenkleed.
Dat maakt de afschuw die hij ten slotte voor zichzelf voelt weinig aannemelijk. Voorts zit elke zanger, wellicht vanwege het anderhalvemetervoorschrift, opgesloten in een door een lijst omgeven hokje, wat iedere interactie onmogelijk en de voorstelling uitgesproken saai maakt. En het ergste is dat Leopold de aanloop naar het moment suprême, de onthulling van het spiegelbeeld, totaal wegwerkt, zodat je bij de fatale omslag denkt: o ja, er was ook nog een spiegel.
Het enige voordeel van deze statische vormgeving is dat de muziek alle ruimte krijgt. Maar dan had een concertante uitvoering net zo goed volstaan.
*) Erratum: Ook in het Holland Festival 1987 is de opera opgevoerd, onder de titel Die Geburtstage der Infantin (Der Zwerg), door de Hamburgische Staatsoper, in combinatie met Zemlinsky's Eine Florentinische Tragödie.
AUTOBIOGRAFISCH?
Alexander Zemlinsky (1871-1942) woonde en werkte de eerste veertig jaar van zijn leven in Wenen en verkeerde daar met alle groten van die tijd. Met zijn puntneus, wijkende kin en schriele gestalte was hij geen knappe man. Toch had hij in 1900 een korte verhouding met Alma Schindler, die gold als een van de mooiste vrouwen van Wenen. Ze gaf hem echter de bons en trouwde kort daarna met Gustav Mahler. Bevestigd is het nooit, maar het is zeer wel denkbaar dat Zemlinsky zijn eigen geschiedenis herkende in het verhaal van Oscar Wilde waarop Der Zwerg gebaseerd is.
© Frits van der Waa 2021