Verschenen in Ons Erfdeel, november 2006
Michel van der Aa: componeren in diverse dimensies
Met zijn opera After Life, die als openingsvoorstelling van het Holland Festival 2006 fungeerde,
vestigde Michel van der Aa voor het eerst de aandacht van een breed publiek op zich, maar binnen de
muziekwereld gold de in 1970 geboren componist al veel langer als een opmerkelijk en veelzijdig talent.
Die faam gaat terug tot het jaar 1999, waarin Van der Aa eerst de aandacht trok met de elektronische
tussenspelen die hij maakte voor Louis Andriessens opera Writing to Vermeer. Luttele maanden
daarna won hij de prestigieuze Gaudeamusprijs met Between, een compositie voor vier slagwerkers en
elektronische geluiden. Daarna ging het snel: nog geen vijf jaar later tekende hij een contract met de
gerenommeerde muziekuitgeverij Boosey & Hawkes. Dat Holland Festival-directeur Pierre Audi hem omstreeks
dezelfde tijd uitnodigde om een eigen opera te schrijven én te regisseren, die bovendien na de
première alom bejubeld werd, zegt genoeg over de stroomversnelling waarin Van der Aa's
carrière geraakt is.
Een muzikaal wonderkind was Van der Aa niet, hoewel hij als jongetje in een kinderopera zong, en zich
later als gitarist bekwaamde. Zelfs toen hij naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag ging
ambieerde hij nog geen componistenloopbaan, maar koos voor het vak muziekregistratie. Pas in de loop van
die studie realiseerde hij dat hij ook zelf wat te zeggen had, en meldde zich bij de afdeling compositie.
Zijn leraren waren Gilius van Bergeijk en Diderik Wagenaar, en later volgde hij nog lessen bij Louis
Andriessen.
Met die achtergrond moet Van der Aa worden gerekend tot de Haagse School, een richting die nuchterheid
en constructivisme de voorrang geeft boven emotionaliteit en uiterlijk vertoon. Maar afgezien van een
grote economie in het uitwerken van muzikale gegevens heeft Van der Aa's werk geen nadrukkelijk Haagse
eigenschappen. Juist doordat hij zijn roeping als componist betrekkelijk laat heeft gevonden, had hij
van meet af aan voldoende zekerheid om zijn eigen weg te gaan.
Door zijn expertise als opnametechnicus was de stap naar de toepassing van elektronisch geluid
betrekkelijk vanzelfsprekend. Maar elektronische muziek pur sang heeft voor Van der Aa weinig
aantrekkingskracht. Hem interesseert de combinatie van en de wrijving tussen de werelden
van de opgenomen en de live geproduceerde klank. Hij beschouwt de elektronische laag bij voorkeur als
een extra instrument, en de klanken die hij in zijn soundtracks verwerkt zijn ook bijna altijd afgeleid
van de instrumenten waarmee ze uiteindelijk gecombineerd zullen worden. Een belangrijke uitzondering
hierop is het geluid van brekende takken, dat in zijn werk welhaast de betekenis van een signatuur heeft
gekregen, maar ook een symbool is van de schakeltik, de breuk tussen twee akoestische dimensies.
In de meeste gevallen is de elektronische component vastgelegd op cd. De musici of de dirigent
worden dan in het rechte spoor gehouden door een per oortelefoon te volgen clicktrack. Maar Van
der Aa heeft ook simpeler toepassingen gebruikt, zoals in Here (in circles) waarin de sopraan met
een cassetterecorder de muziek opneemt, die dan vervolgens weer onderdeel wordt van de compositie. Juist
de inferieure geluidskwaliteit levert daarbij het gewenste contrast.
Van der Aa werkt niet altijd met elektronische lagen; hij heeft ook verscheidene composities op zijn
naam met een normale bezetting en een puur muzikale inhoud. Maar zijn verbeelding drijft hem voortdurend
in richtingen waarbij ook visuele elementen of theatrale hulpmiddelen een rol spelen. Zo is Wake
uit 1997 geschreven voor twee percussionisten, waarvan er één speelt, terwijl de ander
uitsluitend doet alsof. Gezien deze belangstelling is het logisch dat hij al verschillende keren heeft
samengewerkt met choreografen.
Van der Aa wilde echter zijn ideeën ook zelfstandig vorm kunnen geven, en volgde daarom ook
gedurende enkele maanden een filmopleiding in New York. 'Het is makkelijk om te zeggen: we doen iets met
video,' zei hij daarover in een interview. 'Maar ik wil het wel goed doen, het moet op hetzelfde niveau
staan als de muziek.'
Het resulteerde in de kameropera One (2002), waarvoor Van der Aa niet alleen de muziek
schreef, maar ook de regie van de filmbeelden en de voorstelling op zich nam. De opera leverde hem de
Matthijs Vermeulenprijs op, werd in vele landen opgevoerd, en in het afgelopen Holland Festival nog eens
met veel succes hernomen. Van der Aa combineert hierin interviewfragmenten en elektronische geluiden met
een uiterst ingenieus verweven duet dat sopraan Barbara Hannigan zingt met vooraf opgenomen filmbeelden
van zichzelf.
Onder de werken die Van der Aa nadien componeerde is After Life ongetwijfeld het belangrijkste
en meest ambitieuze. De opera is alleen al opmerkelijk doordat ze gebaseerd is op een film, de
gelijknamige rolprent die de Japanse regisseur Hirokazu Kore-Eda in 1998 maakte. Het verhaal speelt zich
af in een gebied dat zich bevindt tussen het leven en de dood. Acht zojuist gestorvenen krijgen de
opdracht één herinnering uit hun leven te kiezen, die ze dan mogen meenemen naar het
hiernamaals.
Van der Aa hanteerde hier een soortgelijke werkwijze als in One, maar uiteraard op een grotere
schaal. Niet alleen heeft hij het filmscenario op ingenieuze wijze naar een operalibretto weten te
vertalen, maar hij heeft er bovendien eigen lagen aan toegevoegd. Daarbij bediende hij zich opnieuw van
gefilmde componenten, waaronder als documentaire opgenomen interviewfragmenten, maar ook van een lopende
band met huisraad, die listig verdubbeld werd in de filmbeelden getoond werd. Een welkom extraatje in
het decor waren de doorzichtige panelen die met een druk op de knop in projectieschermen konden worden
veranderd.
Op een stellage boven het toneelbeeld zetelde het Asko Ensemble, dat zijn partijen met
bewonderenswaardige precisie aaneenpaste met de elektronische puzzelstukjes, echo's en verdubbelingen,
die een contrapunt vormden met de flashbacks en dikwijls abrupte overgangen tussen taferelen. Een
doeltreffend hoogtepunt is de scène waarin een van de zangers een brief voorleest. Van der Aa
verdubbelt hier de partij van de lezer met de stem van de schrijver een even simpele als originele
vormgeving van de briefscène die al sinds de negentiende eeuw deel uitmaakt van het opera-arsenaal.
Het toont eens te meer aan dat zijn inventiviteit zich niet beperkt tot het uitvinden van nieuwe klanken
en beelden, maar hem tevens in staat stelt de traditie met een onbevangen blik tegemoet te treden.
© Frits van der Waa 2008