Smith en Margiono droompaar in Manon Lescaut
Manon Lescaut, van Puccini, door het Radio Filharmonisch Orkest, Groot
Omroepkoor en solisten o.l.v. Edo de Waart. 27 november, Concertgebouw,
Amsterdam. Radio 4: 30/11, 20.02 uur.
Tenor Hugh Smith sloot sopraan Charlotte Margiono in de armen. Dirigent Edo
de Waart sloofde zich uit om de leden van het Radio Filharmonisch Orkest en
het Groot Omroepkoor lof toe te zwaaien. En het publiek bleef maar klappen.
Als vanouds sloeg weer eens de operakoorts toe bij de ZaterdagMatinee,
ditmaal naar aanleiding van Puccini's Manon Lescaut.
Misplaatst was die gekte allerminst. Manon Lescaut, het eerste grote
succes van de componist, bevat alles wat je van een Puccini-opera mag
verwachten: een aaneenschakeling van pakkende melodieën, sublieme climaxen,
en een smeuïge orkestratie vol fluwelen strijkers en buitelende
blazers. Dat het verhaal, evenals dat van Massenets opera Manon
gebaseerd op het boek van Abbé Prévost, meer een kapstok voor dat
alles is dan een sluitend relaas mag de pret niet drukken. Het begint op
een plein in Frankrijk, waar de titelheldin, die voorbestemd is om tot non
gewijd te worden, de armlastige student Des Grieux tegen het lijf loopt. Op
de onvermijdelijke liefde op het eerste gezicht volgt een nachtelijke
ontvoering, waarna het stel in het tweede bedrijf opnieuw de benen neemt,
ditmaal voor Manons amant Geronte. In de derde akte wordt Manon samen
met een horde hoeren ingescheept naar Amerika, waar ze in het vierde bedrijf
in een woestijn aan de doorstane ontberingen bezwijkt, uiteraard in de armen
van haar geliefde.
Wat in handen van een mindere componist vermoedelijk een zich voortslepende
toestand zou zijn geworden maakte Puccini tot een meeslepend muziekdrama. De
Matinee-uitvoering werd in belangrijke mate geschraagd door Smith en
Margiono, die zich in veel opzichten een vocaal droompaar toonden. Vooral
Smith maakte veel indruk met zijn kernachtig en over het hele register
timbrevast tenorgeluid. Aangezien hij net een reeks opvoeringen van Manon
achter de rug heeft bij Opera North, zong hij de rol van Des Grieux geheel
uit het hoofd, en met een theatrale inzet, wat zijn geloofwaardigheid
aanzienlijk vergrootte. Margiono stak daarnaast wat minder bevlogen af,
maar leverde desondanks schitterend weerwerk, waarmee ze liet horen dat ze,
achter in de veertig intussen, vocaal nog gegroeid is. Haar zieltogen en
laatste snikken waren ronduit ontroerend.
Van de vele overige zangers verrichtten de baritons Franco Vassallo en Filippo
Morace als Manons broer en chevalier uitstekend werk op het tweede
plan. Het Groot Omroepkoor leverde overtuigend 'Ha-ha-ha!'-geroep, en Edo
de Waart stuurde de kolkende emoties met vaste hand de haven in, zij het
dat hij daarbij de blik meer op de horizon dan op de golven zelf
gericht hield.
© Frits van der Waa 2006
|