Chen Qigang brengt ode aan de vrouw
Werk van Sjostakovitsj en Chen, door het China Guangzhou Symphony Orchestra o.l.v. Yu Long.
2 december, Concertgebouw, Amsterdam.
Alleen al de aanblik van drie Chinese zangeressen die in vol ornaat de podiumtrappen kwamen afdalen
was dinsdagavond voldoende om het Concertgebouwpubliek een langdurig applaus te ontlokken.
Opzienbarend was vooral het hoofddeksel van Peking Opera-sopraan Meng Meng, dat op een steeltje
zo'n twintig centimeter boven haar hoofd balanceerde. De afdaling moest dan ook voetje voor
voetje geschieden.
Tot op dat moment was het concert van het China Guangzhou Symphony Orchestra een tamelijk gewoon
optreden. In een triomfale Festival Ouverture van Sjostakovitsj en een door solist Mischa
Maisky straf neergezette uitvoering van diens Eerste celloconcert demonstreerde dirigent Yu
Long de grote eendracht van zijn musici. Desondanks kwamen blazers en strijkers in die werken niet
tot een werkelijke versmelting.
Met Iris Dévoilée van de in Frankrijk wonende componist Chen Qigang betrad het orkest evenwel
een andere en kennelijk meer vertrouwde wereld. De 52-jarige Chen is in Nederland geen onbekende,
maar dit was de eerste keer dat hier een groot symfonisch werk van hem werd uitgevoerd.
Iris Dévoilée stamt uit 2001 en is destijds in première gebracht door het Orchestre National
de France, dat zijn fraaie vertolking ook op cd heeft gezet bij Virgin Classics. De solisten bij
dit concert waren deels dezelfde als in die opname, want Chen vraagt om musici met specifieke
bekwaamheden. De klank van dit werk wordt voor een belangrijk deel bepaald door de timbres van de
erhu (stokviool), de pipa (luit) en de zheng (zither). En voor de twee
gewone
sopraanpartijen zijn toch wel zangeressen met een Chinees stemtype vereist.
Met deze negendelige suite heeft Chen een ode aan de vrouw willen brengen, en doet dat
door in elk onderdeel een bepaalde eigenschap te belichten. Minder aangename feminiene
karaktertrekken als jaloers en hysterisch worden kort, maar spectaculair
aangestipt, zodat het werk voor het overgrote deel bestaat uit wonderschone verklankingen van
begrippen als kuis, teder en voluptueus.
Chen heeft het vak bij Olivier Messiaen geleerd, wiens van limonadesiroop doordrenkte akkoordiek
doorklinkt in enkele delen, maar het unieke aan zijn werk is de verbinding van Westerse en Oosterse
klankwerelden. Een somptueus orkestraal palet gaat hand in hand met uitgespaarde lijnen, waarin
elke klank, elke inflectie als op een goudschaaltje gewogen is. Voor het orkest van Guangzhou heeft
deze esthetiek geen geheimen. Vocaliserende sopranen, krekelende strijkers, etherisch getokkel, en
bovenal de fascinerende toonbuigingen van de Peking Opera-zangeres hielden het publiek veertig
minuten lang in de ban.
© Frits van der Waa 2006
|