Plus en min uit Shanghai
Hua, Tsjaikovski en Moesorgski, door het Shanghai Symphony Orchestra o.l.v. Long Yu. 16 januari, Muziekgebouw, Eindhoven. Herh.: Amsterdam (22/1).
Er wordt wel gezegd dat symfonieorkesten wereldwijd zo op elkaar zijn gaan lijken. In Eindhoven werd dat idee donderdag gelogenstraft door het eerste Nederlandse optreden van het Shanghai Symphony Orchestra. Wat er ook over dit orkest een van de oudste en befaamdste van China gezegd kan worden, het heeft ontegenzeggelijk een eigen klank.
Die heeft goede en minder positieve kanten, die helaas de clichébeelden die wij erop na houden over China en Chinese muziek lijken te bevestigen. Dat begint al in de opening, het strijkersstuk Moon Reflected on the Er-Quan Fountain, waarin componist Hua Yanjun (1893-1950) de typische vijftonige Chinese melodiebouw combineert met mineurderige harmonieën. De musici behandelen de subtiele glijdende overgangen tussen de tonen met een souplesse en eendracht die Westerse orkesten in zo'n geval niet vaak op zullen brengen. Melos is duidelijk een van de sterke punten van dit orkest.
De overgang naar Tsjaikovski's Vioolconcert brengt dan ook een lichte cultuurschok teweeg. De hardnekkige hoesters onder het Eindhovense publiek werd gaandeweg het zwijgen opgelegd door het vaardige spel van de 24-jarige solist Ray Chen, dat hier en daar een schel randje vertoont en in de loopjes soms wat foezelig aandoet.
Curieuzer is het aandeel van het orkest, dat onder de enthousiasmerende leiding van dirigent Long Yu de theatrale aspecten van het werk, en met name de contrasten tussen piano en forte, het volle pond geeft. Maar wanneer het orkest een begeleidende rol heeft doet de ondergrond menigmaal vlak en reliëfloos aan, alsof dirigent en musici niet goed raad weten met de veerkracht en vliegwielfunctie die ook de meest mechanische figuren aan muziek kunnen toevoegen. Als goed gekozen toegift fungeerde een georkestreerde versie van Kreislers Tambourin chinois.
Moesorgski's Schilderijententoonstelling is en blijft een boeiend stuk, maar vertoont in de Shanghaise optiek vergelijkbare plus- en minpunten. Spektakel wint het van sfeer. De nasale hobo mengt niet met de rest van het orkestweefsel. Het triomfale slot klinkt gehaast en duwt de tegenstemmen naar de achtergrond. Maar de ritmische precisie is enorm, en de slagwerksectie heeft een zeldzaam Fingerspitzengefühl voor timbre.
Er valt, kortom, nog wel wat werk te verzetten voor het Shanghai Symphony Orchestra zich kan meten met Europese en Amerikaanse toporkesten. Het is te hopen dat het daarbij desondanks ook zijn eigenheid behoudt. Woensdag wordt het programma herhaald in het Amsterdamse Concertgebouw, waar de akoestische omstandigheden waarschijnlijk wat gunstiger zijn dan in het Eindhovense Muziekgebouw.
© Frits van der Waa 2014